You snooze you lose
Klaar voor vertrek laten we, met een beetje spijt in het hart, onze hostel achter. We nemen echter een souvenir met ons mee: Pieter,een jonge Amsterdammer die al meerdere keren in Bangkok is geweest en ons er kan rondleiden.
We nemen de ferry en anderhalf uur later springen we (zonder een kotsmisselijke yirka dit keer) op de bus naar Suratanni. Daar aangekomen moeten we 2 uur wachten in een vies kantoor/restaurant vooraleer we overstappen op de nachtbus naar Bangkok. Ondertussen eten we daar de goorste pad tai tot nog toe, terwijl we een jackass-DVD bekijken (een smakelijke combinatie).
Dan gebeurt er iets vreemds: enkel wij drieen moeten naar een andere plek waar onze bus ons zal opwachten. Omdat er nog zeker 10 anderen zitten te wachten met dezelfde bestemming vinden we dit op z'n minst verdacht. Wanner we om uitleg vragen, zeggen ze dat wij bij een andere busmaatschappij geboekt hebben en gooien onze rugzakken in het busje zodat we geen andere keus hebben dan te volgen. We worden aan de andere kant van de stad gedropt bij een kantoor dat er nog vuiler uitziet dan het vorige krot. De vrouw daar bekijkt ons als een stuk afval en verzekert ons dat de bus er over 1 uur zal zijn. Dat er nog 3 Colombianen zitten te wachten is onze enige geruststelling.
Wanneer we na 2 uur vragen waar ons vervoer blijft, krijgen we zelfs geen antwoord meer! We staan letterlijk klaar om ergens een hostel te gaan zoeken, als er een super de luxe slaapbus voor onze neus stopt. We kunnen onze ogen nauwelijks geloven! Binnen in de bus comfortabele zetels met kussens en dekentjes, flatsceen...En dat voor slechts 6 personen! We gaan allemaal languit liggen, genieten van een goeie film en vallen al vroeg in slaap. Nog even meen ik dat de bus stopt en de bagageruimte open- en dichtgaat, maar omdat we meteen terug vertrekken sta ik er niet verder bij stil.
De volgende morgen gaan de lichten aan en nog geen minuut later stoppen we in het centrum van Bangkok. Nog slaperig rapen we onze spullen bijeen, terwijl ze ons al opjagen om de bus te verlaten (we zeggen nog tegen elkaar dat ze ons maar wat vroeger hadden moeten wakker maken). Buiten zijn alle rugzakken al uitgeladen en binnen de tijd dat iedereen zijn rugzak neemt en een goeie prijs onderhandelt met een taxichauffeur, is de bus allang verdwenen.
Nadat de taxi er zonder ons vandoor gaat omdat hij een nieuwe bus vol potentiele slachtoffers ziet voorbijrijden, besluiten we maar om te voet naar het hostel te gaan. Bij het inchecken daar worden we getrakteerd op de shock van ons leven. Wanneer Yirka haar portefeuille opent om te betalen ontdekt ze dat zowel haar kredietkaart als de mijne vervangen zijn door waardeloze kaarten in dezelfde kleuren als onze kredietkaarten!
Het cash geld hebben ze laten zitten zodat we de diefstal niet meteen zouden ontdekken. Bij de Nederlander is 5000 Baht (=125 Euro) verdwenen. De volgende 45 minuten gaan razendsnel. We legen de receptionist onze situatie uit en vragen of we card-stop mogen bellen.Helaas van hieruit kan je enkel lokale gesprekken voeren. Dus neemt Yirka de laptop van die kerel maar in beslag en schrijft het bedag van mijn kredietkaart over naar haar zichtrekening. Daarna op zoek naar een betaaltelefoon, maar met munten lukt het niet en belkaarten blijken ze hier nergens te verkopen. Onderweg geeft een barmhartige Samaritaan ons zijn GSM. Daar staat dan weer niet voldoende belwaarde op. Ten einde raad lopen we terug naar het hostel, waar de receptionist ons de gouden tip van de dag geeft: je kan ook je kredietkaart gebruiken om te bellen. Probeer dan maar eens kalm te blijven! In een laatste wanhoopspoging gaan we op zoek naar een hotel. Na een kwartier lopen inden we er uiteindelijk een, waar jammer genoeg droopy himself achter de receptie staat. Hij moet het blijkbaar even met zijn ingebeelde collega's overleggen vooraleer hij ons laat bellen. Card-stop is zo vriendelijk om ons 10 minuten on hold te laten hangen (het is niet dringend hoor). Na het gesprek rekent droopy ons er schaamteloos 30 Euro voor aan, wat overeenkomt met alles dat we nog hebben! We zeggen dat hij een dief is en dat we dankzij hem zelfs geen eten meer kunnen kopen. Hij bedankt ons uitvoerig en wenst ons nog een prettige dag verder. Wij wensen hem vooral kramp in zijn ballen toe (sorry voor het taalgebruik maar t'is toch waar zeker)!
Nu kunnen we enkel afwachten en hopen dat ze niets hebben kunnen afhalen. We waren er gelukkig vlug bij en het is nog steeds maar 6 uur s'morgens. Met die gangsters weet je het natuurlijk nooit! Terug in onze hostel proberen we een manier te bedenken hoe ze het geflikt hebben. Yirka's handtas stond op de grond en die had ze rond haar been vastgebonden. Er moet dus iemand onder de zetel ervoor gekropen zijn om de kaarten op zijn gemakje te verwisselen. Bij de Nederlander was het helemaal absurd. Hij had zijn hand door het handvat op zijn rugzak liggen en toch zijn ze er in geslaagd de portefeuille eruit te halen, het geld te nemen en de rest terug te steken! We ontdekken ook dat ze onze backpacks doorzocht hebben. Dus toen ik de bus hoorde stoppen is er waarschijnlijk iemand in het bagageruim gekropen op zoek naar geld of andere waardevolle dingen. Bij ons hebben ze enkel vuile kleren gevonden en ontbreekt er niets.
Om onze gedachten te verzetten bekijken we een komedie, gevolgd door een dutje. Daarna wandelen we wat door de stad langs de vele rommelmarktjes, maar mij kan het allemaal weinig boeien vandaag. Ik laat Yirka en Pieter dus maar achter bij een andere Hollander (wat gesjellig nou) en besluit om een boek te gaan lezen. Ondertussen loopt Yirka de Colombianen die bij ons op de bus zaten nog tegen het lijf. Zij zijn ook beroofd! Een magere troost. Ik had me onze komst naar Bangkok toch net iets anders voorgesteld! Laat dit verhaal een waarschuwing zijn voor iedereen die het leest!
HOSTEL: Niras Bankoc
As good as it gets
Vanuit Krabi door naar Koh Samui. Wanneer we hier arriveren, probeer ik mij te herinneren waarom we nu weer voor dit eiland hebben gekozen, en niet 1 van de vele andere eilanden die Thailand rijk is. We moeten ergens toch iets gelezen of gezien hebben dat ons heeft aangesproken en heeft doen beslissen hiereen te komen.
Koh Samui is een verschrikkelijk lelijk eiland en de perfecte bestemming voor de gemiddelde sekstoerist. Het lokale marktplein staat vol met vierkante toogjes van ongeveer 2 m2 groot, met in het midden een paal waarrond een schaarsgekleede Thaise hangt te kronkelen. Op de barkrukken zitten mannen kampend met overgewicht, lichtjes kalend en met witte sokken aan. Het is triest het cliche zo bevestigd te zien.
Dit is het soort bestemming waar we enkel goede herinneringen aan kunnen overhouden als onze verblijfplaats meevalt en we leuke mensen leren kennen. We hebben ondertussen al geleerd dat reizen iets heel subjectief is en dat de meningen van anderen er vaak niet toe doen. Alles hangt af van waar je hiervoor al geweest bent, waar je op dat moment naar op zoek bent en vooral van wie je ontmoet.
We komen aan in een hostel die er eerder uitziet als een luxehotel, dus met het eerste puntje zit het al goed. Als nu de mensen nog wat meevallen... .
Er logeren maar een tiental anderen in onze hostel en die staan net op het punt samen iets te gaan eten. We springen mee het busje in zonder zelf maar iemand's naam te weten. We zijn op stap met Amerika, Schotland, Israel, Canada, Duitsland, Nederland, Engeland x 4 en Australie.
Het blijkt een gezellige bende en het is leuk nog eens een gesprek te voeren dat verder gaat dan: 'Vanwaar ben je? Wat doe je? Waar ben je al geweest? Waar ga je nog naartoe?'. We hebben dit ondertussen al zo vaak herhaald dat het vervelend begint te worden. Het Noorse meisje dat we op Gili hebben ontmoet en die al 2 maal de wereld was rondgereisd, vertelde me dat ze na een tijd gewoon dingen begon uit te vinden; kwestie van het voor haar zelf interessant te houden. Niemand weet toch beter. Je kan hier zijn wie je maar wil zijn. Het is als Facebook, maar dan in het echt. Op Facebook kan het grootste muurbloempje ook een fuifbeest lijken. Je ontmoet elke dag wel mensen, maar je leert ze maar zelden kennen. Je weet vaak niet eens hun naam. Het is raar, maar je naam is meestal niet het eerste wat men je vraagt. Het lijkt alsof die info te persoonlijk is; info enkel voorbehouden voor diegenen die een degelijk antwoord hebben weten te formuleren op de standaard vragen en met wie je meer gemeen lijkt te hebben dan alleen maar dezelfde landen op het reisprogramma.
Met het merendeel van de mensen die we hier ontmoeten is het anders. Het klikt en zo wordt Amerika Adam, Schotland Scott, Israel Nikita, Canada Graham, Duitsland Hans, Nederland Pieter, Engeland Emily, Georgia, Dave en Steve en Australie Michael. We spenderen zowat elke seconde van de dag samen. We luieren wat in de lounge van onze hostel, gaan eens naar het strand, huren een scooter om wat lokale attracties te bezichtigen en bouwen elke avond een feestje.
Wanneer enkele dagen later iedereen weer verder reist, voelt het even raar aan. Dit had gerust nog enkele dagen langer mogen duren. De hostel is verlaten op Christophe, Pieter, Graham en mij na. Althans dat dachten we.
Midden in de nacht worden we opgeschrikt door een hels lawaai in de gang. Blijkbaar logeerde er toch nog iemand anders en was die zo dom geweest een prostituee mee naar zijn kamer te brengen (echt overal hier hangen waarschuwingen dat het uitdagend geklede meisje dat de hele avond in de club tegen je been aan staat te rijden, dit niet doet omdat ze je zo geweldig vindt, maar voor je geld). We horen gebonk op de deuren en muren en luid gevloek, maar hier kunnen we niet uit opmaken wat er nu juist gebeurd is. Waarschijnlijk heeft ze hem bestolen, of bleek zij een hij te zijn, of misschien allebei.
We hebben hier al veel ladyboys gezien; sommige overduidelijk, andere subtieler. De Thaise mannen hebben van nature uit een vrouwelijk gezicht, zijn meestal klein en fijn gebouwd en hebben bijna geen lichaamsbeharing, maar je blijft het zien aan hun handen en voeten (Thailand is vast 1 van de weinige landen ter wereld waar je oranje slippers met glittertjes en strikjes kan krijgen in een maat 48). Al ben ik er zeker van dat er geweest zijn waarbij we niks hebben opgemerkt.
HOSTEL: I-Bed
MUZIEK: Jeff Buckley - Hallelujah
BOEK: Jack Kerouac - On the road
FILM: Team America
Same same - But different
We kiezen er bewust voor niet in Phuket te blijven. Op de luchthaven hing het vol reclameposters van Phuket die parelwitte stranden en palmbomen toonden. Ik vraag me af hoe lang geleden deze foto's genomen zijn, want Phuket lijkt hier in de verste verte niet op. Grote winkelcentra gaan zij aan zij met monsterachtig grote hotels en bars vol neonverlichting. Phuket vult ons lijstje met steden 'verwoest door toerisme' verder aan. Het is hier nog opzichtiger dan in Kuta, maar wel relaxer.
In Indonesie kwam je van de bedriegers en afzetters niet af met een 'no thank you'; het leek eerder te werken als een rode lap op een stier. Al kan ik me wel inbeelden dat een hele dag 'neen' horen behoorlijk frustrerend moet zijn. In Lombok hebben we Amerikanen ontmoet die er een liedje over hadden: Bali oh oh - Maybe yes, maybe no - Maybe later, I don't know. En ze hadden gelijk gehad. 'Maybe' bleek inderdaad het magische woord om van de leurders af te geraken. In Bali leek het hen in de war te brengen; alsof ze niet genoeg Engels kenden om onze 'misschien' zinnig te repliceren. Vervolgde je met 'ik weet het niet', had je hen helemaal en dropen ze meestal wel af. Hier zijn ze slimmer. Hier beantwoorden ze je 'maybe' met 'when?', waarna ze zelf in de lach schieten. Ze glimlachen hier een pak meer dan in Indonesie. Bij hen kon je de haat in hun ogen zien. Daar werden we enkel getollereerd omdat we geld in het laatje brachten. In Thailand lijken ze oprecht vriendelijker ofwel zijn ze gewoon betere acteurs. Hoe dan ook onze gehele eerste week reizen hier verloopt vlot: we worden afgezet op de juiste plaatsen en tegen de vooraf afgesproken prijs. Bijna iedereen is behulpzaam en het is geen constant gedoe om dingen geregeld te krijgen.
Vanuit Phuket lijkt iedereen door te reizen naar Koh Phi Phi, een groep eilanden waar destijds de film 'The Beach' werd opgenomen. Aanvankelijk hadden de bewoners dit geweldig gevonden (zeg nu zelf, wie zou er iets op tegen hebben elke dag Leo langs je heen te zien flaneren), maar nu zijn ze de hordes dronken toeristen zat. De foto's op de flyers zien er inderdaad erg uit. Wanneer er iemand zegt dat we zeker moeten gaan omdat 'Lonely Planet' het in hun 'top 10 dingen te doen in Thailand' heeft geplaatst, boeken we meteen een ferry ticket naar Koh Yao Yai, een eiland in het Phang Nha National Park waarop zich welgeteld 1 dorp en 4 hotels bevinden.
We betalen voor ons hotel hier minder dan dat we betaald hebben voor gelijk welke hostel in NZ en Australie, maar krijgen wel onze eigen luxe-villa (die 2 keer per dag gekuist wordt). Zelfs het begin van een rol WC-papier wordt elke keer opnieuw in de vorm van een lotusbloem gevouwen. Absurd gewoon hoeveel oog ze hier hebben voor details. Het weer zit alleen een beetje tegen. De lucht is wit-grijs en we krijgen een paar serieuze regenbuien over ons heen. Geen nood; de golfkar krijgt een regenjasje aan zodat we droog tot bij het restaurant geraken.
Tussen de buien door gaan Christophe en ik op krabbenjacht. Hier zitten massa's joekels van krabben in elke mogelijke kleur. Wanneer je in de buurt van de rotsen komt, vluchtten ze met tientallen tegelijk dezelfde richting uit. Een mooi zicht. 'S avonds liggen een paar van hun vriendjes op de BBQ. Het is 'all you can eat' dus Christophe neemt niet eens de moeite te zitten pietsen. Gewoon het lekkere witte vlees eruit halen en de volgende laten serveren. Ik vind het best wel sneu.
Na een paar dagen zijn we volledig uitgerust en terug klaar voor wat meer actie. We reizen door naar Krabi, wat op het eerste zicht niet meer lijkt dan een stad waar alle boten, treinen en bussen samenkomen. De meesten blijven hier maar 1 nacht en reizen dan verder naar het zuiden of het noorden. We blijven hier toch een paar dagen hangen. Onze hostel is heel relax, de mensen vriendelijk, het eten lekker en, eenmaal het centrum uit, de omgeving ook heel mooi.
We maken een daguitstap naar Railay Beach, een prachtig goudgeel strand dat overspoeld wordt door smaragdgroen water waaruit met mos begroeide kalkstenen rotsen omhoog rijzen. Alleen de zon ontbreekt.
We komen een Frans koppel tegen dat ons aanraadt naar het uitkijkpunt te klimmen. 'It's fun', zeggen ze. Wanneer we samen met de Duitser die we op de boot hebben ontmoet aan het begin van het pad staan, schieten veel woorden me te binnen, maar 'fun' is er geen van. Ik sta ook niet meteen te popelen de jungle in te trekken omdat me is verteld dat het daar vol grote spinnen zit. Daar moet ik me toch zeker niets van aantrekken; ze zijn zo braaf dat je ermee kan jojo-en.
Tegen beter weten in klauteren we toch naar boven. Onze inspanning wordt beloond met een mooi zicht over het eiland. Wanneer we net aan onze terugweg zijn begonnen, gaat het van de ene op de andere seconde regenen. Of beter, water gieten. Daar sta je dan op een rots te midden van de jungle en het lijkt of ze zijn hele emmers water tegelijk over je aan het uitkappen. De lucht is donkergrijs waardoor het onder het bladerdek pikkedonker wordt. Het pad is veranderd in een bruine modderstroom. Toegegeven, dit was niet meteen ons beste idee, maar we raken wel veilig terug beneden. Ik ben vooral opgelucht geen spinnen gezien te hebben.
HOSTEL Phuket: Bodega
HOTEL Koh Yao Yai: Koh Yao Yai village
HOSTEL Krabi: Pack up
BOEK: Garland - The beach
MUZIEK: Millencolin - Entrance at rudebrook
Out with the bad, in with the good
Pedang Pedang lijkt op het eerste zicht een waardige afsluiter te worden. Een klein rustig dorpje met slechts enkele pensionnetjes en restaurantjes. Elke ochtend kan je hier het leven nog zijn gewone, eenvoudige gang zien gaan: vrouwen in kleurijke sarongs die offers brengen aan de zee en wierrok branden en vissers die uitvaren in hun traditionele bootjes om enkele uren later terug aan te meren met manden vol vis en reuze-inktvissen. Alles verloopt hier aan een heel ander tempo.
Het strand is klein en wordt bij hoogtij bijna volledig overspoelt. Je moet langs een tempel vol aapjes en rotsen en kliffen naar beneden om er te geraken. We surfen er een paar dagen, maar voelen ons echte groentjes tussen de surfers hier. Zij staan werkelijk op en gaan slapen met de golven. Iedereen blijft herhalen dat surfen 20% techniek is en 80% zelfvertrouwen. Omringd door al die pro's hier, is dat laatste bij mij ver zoek, dus lig ik vooral maar wat rond te dobberen op mijn plank. Christophe niet; hij is vastberaden een goede surfer te worden.
We huren ook nog een scooter om naar het volgende dorp te kunnen rijden, waar een bar is die de finale rugby uitzendt. Het wordt een spannende wedstrijd die NZ maar nipt weet te winnen van Frankrijk (8 - 7). Gelukkig voor Piri Weepu, een NZ speler die zowat elk punt aan Frankrijk heeft cadeau gedaan. Moest Frankrijk alsnog gewonnen hebben, was hij vast de meest gehate man in NZ geweest. We beseffen terug hoe hard we NZ missen. Dit moet een geweldig feestje zijn geweest.
Onze laatste avond worden we nog maar eens bedrogen; het was intussen toch al 4 dagen geleden.We worden ervan beticht de papieren van de scooter te hebben verloren, terwijl ik er zeker van ben dat de papieren in het vakje van de helm zaten wanneer ik de scooter terug inleverde. We betalen, na weer een hele discussie, uiteindelijk de helft van wat ze eisen. We zijn echt klaar om hier te vertrekken. Zelfs de schilderachtig mooie zonsondergang kan ons niet meer opbeuren. De volgende ochtend zijn we wel goedgezind: eindelijk weg hier!
Thailand is een verademing. Op de luchthaven staan alle prijzen duidelijk aangegeven en alles wordt netjes en eerlijk geregeld. Geen getrek, geen gesleur, geen discussies of chaos. Phuket ziet er verschrikkelijk uit, maar voor ons is het hier het paradijs.
We logeren terug in een hostel (waren we al gaan missen), waar iedereen glimlacht en supervriendelijk is. We raken aan de praat met verschillende mensen die in de voorbije weken of maanden door Indonesie hebben gereisd. Nu het allemaal voorbij is, kunnen we voor het eerst lachen om wat ons allemaal is overkomen daar. De verhalen die we te horen krijgen van anderen zijn soms 10 keer erger. We concluderen collectief dat Indonesie een 'pretty shitty experience' was en we zijn klaar om ten volle van Thailand te genieten.
HOSTEL: Aya Guna
Reggae wonderland
Gili Trawagan is geweldig. Geen auto's hier; enkel low-rider fietsen en paardmet kar. Je wandelt het eiland rond in minder dan een uur. De zandweg grenst de ene kant aan witte stranden en een turquoise zee en aan de andere kant staan kleine hotelletjes en restaurantjes, waar ze 's avonds de vangst van de dag BBQ-en.Uit de luidsprekers weeklinken Bob en de Peppers. Ze draaien hier zelfs Millencolin.
De dagen die we hier spenderen zijn zo perfect dat het allemaal niet eens echt lijkt. We verhuizen van het zwembad naar de zee; van de cocktailbar naar het feestje op het strand.We hangen wat rond meteen Noorse broer en zus Andres en Kjersty en een Brits koppel Greg en Lucy. Christophe probeert nog enkele keren te surfen, maar de ondergrond is hier vlijmscherp koraal en het water ondiep. Geen goede condities voor een beginner. Dan maar gaan snorkelen. Door het ondiepe water zit je echt met je neus tussen het koraal en al die gekleurde vissen. Zelfs reuzeschildpadden zwemmen maar op enkele tientallen centimeters van ons gezicht.
Na vier dagen en een overdosis Bob nemen we afscheid van elkaar. Terug naar Bali vanwaar we verder zullen vliegen naar Thailand. De Noren raden ons Padang Padang aan, op een schiereiland van Bali. Het zou hier nog de moeite zijn, met veel surf en weining toeristen.
HOTEL: Pesona
MUZIEK: Air - All I need
BOEK: Chris Salewicz - Bob Marley, the untold story
Gangsta's paradise
We worden niet, zoals beloofd, aan ons pensionnetje afgezet, maar in een drukke straat in Kuta. Onze slaapplek blijkt onvindbaar en omdat hitte (10 uur 's avonds) en zware rugzakken nu eenmaal geen goede combinatie zijn, houden we halt aan het eerste aanvaardbare hotel dat we vinden. Vanbuitenuit ziet alles er erg netjes uit, dus wanneer ze de prijs voor een kamer zeggen, verschieten we daar niet echt van. We vinden dat we een degelijke nachtrust en propere douche wel verdiend hebben en vergeten daarom ons budget eventjes. Dit blijkt ons echter niet gegund: er groeit schimmel op de muren en lakens en ons bad zit vol doorroeste plekken. We hebben op Java ook in twijfelachtige hotels verbleven, maar daar betaalden we tussen de 10 en 15 Euro voor een kamer. Voor dit krot rekenen ze schaamteloos een prijs gelijkaardig aan die van degelijke hotels in de meeste Europese steden. Ik ben klaar uit te checken, maar jammer genoeg staat er wel een grote flatscreen en zenden ze juist de rugby wedstrijd Australie - Zuid Afrika uit. Christophe vindt daarom de kamer nog wel ok en wil dus blijven.
De volgende dagen in Kuta lopen we een beetje verloren. Is dit nu Bali, het paradijs? Voor mij past Kuta in rijtje Cancun, Lloret De Mar en Waikiki Beach (misschien kunnen ze hier de volgende reeks 'Oh oh Cherso' komen opnemen). Kuta krijgt hier het twijfelachtige bijschrift: 'Trashed beyond recognition'. Dit zegt het zo een beetje allemaal. Ooit moet het hier prachtig mooi geweest zijn. Je kan nog wel zien waarom dit zoveel mensen heeft aangetrokken. Nu is het niets meer dan een ordinaire badplaats waar toeristen komen voor een bruin kleurtje en zo snel mogelijk dronken worden, waar op zich niks mis mee is, maar daarvoor hoef je niet naar de andere kant van de wereld te reizen.
We maken in Kuta ook nog een aardbeving mee; 6.8 op de schaal van Richter. Geen onoverzienlijke schade (de beving vond plaats 150 km hier vandaan), maar toch even paniek en chaos. Tijd dus om te vertrekken en op zoek te gaan naar wat Bali nog meer te bieden heeft. We belanden in Ubud, op het eerste zicht Kuta in de bergen, maar wanneer we een scooter huren en de omgeving gaan verkennen, blijkt het hier toch heel mooi. We passeren groene rijstvelden, donkere rivieren en jungles, oranje huisjes die er stuk voor stuk uitzien als tempeltjes op zich en overal langs en op de weg staan kleine en grote beelden van Hindoeistische goden.
Onze eindstop is Pura Besakih, de grootste tempel op het eiland. In tegenstelling tot Java, dat voornamelijk Islamitisch is, is Bali Hindoeistisch (dankzij de invloed van Indische handelaars die zich hier eeuwen geleden gevestigd hebben). Gelukkig want we waren het beu elke ochtend om half 5 gewekt te worden door een zagestem die het gebed voorlas. In het begin was dit charmant, na een tijd gewoon irritant. Ze geloven hier in 1 god, Widi die zich in verschillende gedaantes manifesteert. Zijn belangrijkste gedaantes zijn Shiva de vernietiger (staat voor lucht en wordt uitgebeeld door de kleuren geel en wit), Vishnu de beschermer (staat voor water en krijgt de kleur zwart) en Brahma de schepper (staat voor vuur en heeft de kleur rood). Ze leven hier ook volgens een kaste systeem, maar enkel in religie, niet in het sociale leven. Zo lijkt het toch eventjes of we in India geweest zijn (niet echt, maar het is toch een goede troostprijs).
Het is jammer, maar al deze architecturale, natuurlijke en spirituele schoonheid wordt teniet gedaan door het constante bedrog van sommige mensen hier. We hadden gehoopt de leurders en bedriegers in Java te hebben achtergelaten, maar hier leeft nog een veel hardnekkigere soort. Ik zweer het, als ik nog 1 keer 'give you special price' hoor, zal er iemand voor boeten (waarschijnlijk Christophe). Hoor je ze dit trouwens zeggen, neem dan zo snel mogelijk de benen.
Bij het uitchecken uit elk hotel blijkt de halve minibar onterecht op je rekening te staan, in cafe's wordt water op de rekening plotseling bier (3 keer zo duur) en in elk restaurant rekenen ze een andere tax (de een 10%, de ander niets; zelfs in hetzelfde restaurent de ene avond 15%, de andere avond 25%). In de meeste winkels en hotels staan er geen prijzen vermeld en rekenen ze maar waar ze op dat moment zin in hebben. Bij het aan boord gaan van de ferry zet ik mijn rugzak een seconde neer en voor ik het goed en wel besef, is er al iemand mee weg om ongevraagd mijn rugzak voor mij de trap op te dragen. En dan eisen ze geld. Het heeft geen zin om met hen in discussie te gaan (het zijn net agressieve aapjes), dus neem ik mijn portefeuille waaruit ze meteen het eerste beste briefje graaien (weeral les geleerd; heb altijd wat kleine briefjes in je broekzak zitten). Aan de tempel zijn we nog niet van onze scooter gestapt, of we hebben al een rode lap rond ons middel. 10000 Rupee's aub. We wisten op voorhand dat we weer een sarong aan moesten voor het bezoeken van de tempels, dus we gaan akkoord. Ik geef hem een briefje van 20000, maar hij geeft niks terug. Wanneer ik mijn wisselgeld vraag, beweert hij dat de prijs 20000 Rupees is. Aan de inkom van de tempel is de toegangsprijs plotseling dubbel zo duur. Wanneer we hen op de prijs wijzen die zwart op wit gedrukt staat op het ticket, krijgen we te horen dat dit nog ticketjes zijn die vorig jaar geprint werden en niet meer van toepassing zijn. Als is hier een constante strijd. Pff... zo vermoeiend. Ik weet dat het maar om enkele Euro's gaat, maar het is gewoon het principe. Reken dan gewoon wat meer en vermeldt deze prijs, zodat we tenmiste op voorhand weten wat we moeten betalen; dan kunnen we nog zelf beslissen. Ik vermoed dat dit iets te maken heeft met hun geschiedenis als handelaars. Eeuwen geleden was Indonesie enorm rijk, dankzij het verhandelen van hun kruiden (een kilo nootmuscaat was duurder dan een kilo puur goud). Rijkdom waar vooral de Nederlanders mee gaan lopen zijn.
Maar het meest frustreerende van al blijft het regelen van ons vervoer. Er bestaat geen openbaar vervoer, dus we zijn hiervoor afhankelijk van plaatselijke organisaties (aka de maffia). Alles is hier 'far far away'. Ze doen het klinken alsof ze je naar de andere kant van de wereld moeten brengen. Dan rekenen ze goed door en wij voelen ons als een idioot wanneer ze ons een half uur later al op onze bestemming droppen (weer een nadeel van niet het minste beetje voorbereid te zijn). Vaak zetten ze je ook niet af waar je moet zijn, maar bij een kantoortje waar ze je allerlei andere dingen proberen aansmeren. Dit kantoortje ligt altijd net ver genoeg verwijderd van alles zodat je niet gewoon kan buiten wandelen om zelf een hotel te zoeken. Op die manier ben je bijna verplicht bij hen te boeken, en wordt je natuurlijk opnieuw afgezet.
Wanneer ik hierover zit te zeuren tegen Christophe, begint een Gentse zich ongevraagd te moeien. Ze beweert dat de mensen hier zich enkel zo gedragen om te kunnen overleven. Op het strand vraag ik aan een verkoper van armbandjes of hij dit doet omdat hij geen andere keuze heeft. Hij antwoordt heel eerlijk dat er hier genoeg andere jobs zijn, maar die houden hard werken en weinig verdienen in. Een metserdiender heeft hier 5 Euro per dag; als hij 2 armbandjes verkoopt,heeft hij evenveel. En hij kan een hele dag rondhangen op het strand. Plaatsen als Kuta waren tot enkele jaren geleden een goudmijn voor leurders, die er op een goeie dag zo'n 100 Euro konden verdienen. Het was 'easy money' en ze hebben zich massaal op deze markt gestort. Nu is het aanbod groter dan de vraag en moeten ze agressiever te werk gaan, willen ze er nog iets aan verdienen. Ik heb een tip voor jullie: doe iets origineel (ze leuren werkelijk allemaal met dezelfde rommel) of beter nog 'get a real job'.
We besluiten Bali te laten voor wat het is en het buureiland Lombok eens te proberen. Ons plan is, er als 2 gestrande walvissen in het zand te gaan liggen (het was toch al hoog tijd voor een bruinoffensief). Als we niet bewegen, zien ze ons misschien niet en lopen ze ons gewoon voorbij, niet? Helaas (Christophe heeft vast bewogen), ook hier weer hetzelfde liedje. Na 1 dag dan maar verder naar het volgende eiland, Gili Trawagan. Eindelijk vinden we hier waar we naar op zoek waren. Er zijn nog wel leurders, maar deze zijn een pak minder agressief, waarschijnlijk omdat ze high zijn van de 'magic mushrooms' die ze hier legaal verkopen.
HOTEL Kuta: La Walon
HOTEL Ubud: Alam Sari
MUZIEK: Aggrolites - Jimmy Jack
BOEK: Baum - Love and Death in Bali
Third time's the charm
Even buiten Borobudur vinden we een prachtig hotelletje, temidden van de rijstvelden. De uitbater is een Fransman die toevallig ook Christophe heet (dit kan niet anders dan 'ne goeie mens' zijn) en hij is een echte voorstander van vlees eten (verre familie misschien).
We ontspannen ons wat aan het zwembad, maar het duurt niet lang vooraleer Yirka uit het water wordt gehaald voor (jawel) een foto. We moeten er dringend geld voor beginnen vragen. Misschien kunnen we T-shirts of zelfs boerka's laten bedrukken met haar gezicht erop. Ik denk er nog even verder over na, maar in ieder geval: hier valt poen mee te rapen!
'S avonds eten we op aanraden van de chef (mais oui, bien sur) vlees met een lekker Frans wijntje erbij. We kruipen vroeg onder de lakens want ook hier zou de zonsopgang fabelachtig mooi zijn. De volgende morgen, een dubbele portie nougatbollen; niks te zien behalve mist. Teleurgesteld maar weer in ons bed gekropen.
De eigenaar brengt ons zelf terug naar Yogyakarta, onze uitvalsbasis voor de volgende trip. Hij rijdt zoals alleen een echte Fransman dat kan: constant claxoneren en alles zonder verpinken van de baan rammen, terwijl hij wat telefoontjes pleegt. Fantastisch!
Terug in Yogya heb ik nog iets recht te zetten. Nadat Yirka me de voorbije dagen voor mietje heeft uitgemaakt omdat ik geen slang wou eten, ben ik nu vastberaden om het te proberen. Ik bestel gebakken python en cobra met een currysausje. Je kan hier ook slangenbloed met merg en rode wijn krijgen, maar dat vind ik er een beetje overgaan. Wanneer ze mijn bord brengen begint Yirka spontaan te kokhalzen van de geur. Het ziet er ook alles behalve appetijtelijk uit! De smaak van de python valt wel mee, maar is heel pezig (omdat het een wurgslang is). De cobra zit vol 'graten' en er zit bijna geen vlees aan. Ik slaag er in het bord leeg te eten, maar het is zeker niet 1 van mijn favoriete gerechten. Was de bedoeling ook niet; zolang ik mijn eer maar heb weten te redden...
De volgende dag belooft een zware te worden. We hebben een tour naar de vulkaan Bromo geboekt, die op 11 uur rijden van Yogya ligt. Een koopje trouwens: 50 Euro voor alle transport (busjes, ferry en jeep), overnachting en uitstappen voor 2 personen. Je kan dan ook niet verwachten dat alles degelijk verloopt. Ons busje arriveert 45 minuten te vroeg, waardoor we ons ontbijt als 2 razenden naar binnen moeten werken. Na een kwartier in het busje wordt ook duidelijk dat er in het muffe oude busje geen sprake is van airco. Een raam openzetten is ook geen optie want dan krijg je het gevoel dat je in 1 keer een hele sloef sigaretten oprookt. Onderweg vrezen we nog enkele keren voor ons leven wanneer we enkele vrachtwagens op een haar na missen. Het is verwonderlijk dat er hier niet meer accidenten gebeuren. Verkeersregels en borden lijken hier niet te bestaan en iedereen doet gewoon waar hij zin in heeft. Het nieuws van dat busongeluk zit nog vers in ons geheugen. Het verstandigste is om gewoon je ogen te sluiten en wat proberen te slapen.
Ruim 11 uur en liters zweet later stopt het busje. Er stapt een schele dwerg met spraakgebrek in, met het heugelijke nieuws dat we moeten overstappen en nog een uur verder moeten rijden. Ik moet op mijn tanden bijten om het wereldrecord dwergslingeren niet te verbeteren. Na nog een uur klim- en bochtenwerk komen we aan in ons hotel waar we als een blok in slaap vallen.
5 uur later moeten we er weeral uit omdat we de zonsondergang boven mount Bromo willen meemaken. We worden opgepikt met een jeep die ons naar boven brengt. Vandaaruit is het nog een kwartier te voet klimmen naar het 'viewing point'. Het is een steile beklimming en onderweg bedenken we hoe pijnlijk het zou zijn als de zonderopgang ook deze keer weer de mist in zou gaan. Gelukkig is de Bromogod ons goed gezind en krijgen we waar we op gehoopt hadden. Een van de vulkanen spuwt nog even wat lava om het geheel nog wat mooier te maken.
Daarna terug naar beneden, naar de voet van een slapende vulkaan, om deze te beklimmen. Het is een ware uitputtingsslag in de bloedhete zon (de zwakken moeten er vantussen). Je kan je ook naar boven laten brengen door mini-paardjes, maar zo lui zijn we nog net niet. Het is ook zonde om te zien. De paardjes zijn duidelijk op maat gemaakt van de kleine Indonesiers en niet bestemd om bijna 2 meter lange en 100 kilo wegende Duitsers rond te voeren.Eenmaal op de top kan je volledig rondom de krater wandelen. Zonder enige vorm van afsluiting een gevaarlijke onderneming. De moesjes hoeven zich geen zorgen te maken, we doen dit niet (zo lui zijn we dan weer wel).
Na ons ontbijt terug het busje op voor de komende 10 uur, op weg naar Bali. Op de ferry tussen Java en Bali worden we nog getrakteerd op een geweldig mooie zonsondergang met verschillende vulkanen op de achtergrond; een gepast afscheid. We zijn blij het stoffige Java te verlaten. Aan de andere kant van de zee verschijnen er langzaam weidse stranden en wuivende palmbomen. Bali ziet er veelbelovend uit...
HOSTEL: Lava Cafe
Indonesia's next top model
De dag begint met paniek. Yirka gaat geld afhalen bij de automaat en als ze terugkeert denkt ze dat ze het geld heeft laten zitten. Het was maar 1000000 Rupee. Ze haast zich terug naar de bank om te gaan kijken of het er nog in zit. Blijkt het gelukkig loos alarm te zijn en heeft ze minder geld afgehaald dan ze had gedacht. Yirka is zonder twijfel het grootste warhoofd dat ik ken, met het geheugen van een goudvis.
Later die dag worden we opgepikt door onze vrouwelijke chauffeur die ons naar Borobudur zal brengen. Onderweg racen we voorbij een dorp waar ze nog steeds de restanten aan het opruimen zijn van een vulkaanuitbarsting van 2010. Naar het schijnt lag de as op sommige plaatsen tot 3 meter hoog. Indonesie ligt op dezelfde breuklijn dan NZ en Japan. Hier dus ook veel vulkanen en aardbevingen. Nog zo'n 200 vulkanen zijn actief en gemiddeld barst er hier elke 4 jaar 1 uit. We zitten dus nog even veilig!
We komen aan in Borobudur zonder ongelukken en laten ons afzetten aan Hotel Lotus 2. Hier weer hetzelfde liedje: geen plek meer, maar ze hebben een alternatief. Ze droppen ons in Lotus 1 (de goedkopere versie). Het hotel ziet eruit alsof het gisteren nog een vulkaanuitbarsting over zich heen heeft gehad en ook de eigenaares lijkt net vanonder het stof gekropen te zijn. Het kijkt wel uit op de tempel die we morgen willen bezichtigen dus, of het nu uit gemakszucht is of uit zin voor avontuur, we nemen de kamer. We gooien onze rugzakken in onze luxesuite en gaan meteen op zoek naar een ander hotel voor de volgende dag. Het is vandaag snikheet en wanneer onze flesjes water bijna het kookpunt bereiken, besluiten we terug te keren.
Omdat we geen seconde langer dan nodig is in onze hotelkamer willen blijven boeken we voor die middag nog een tour naar enkele rijstvelden, die hier dankzij irrigatie wel nog groen zien. We wandelen door de heuvels en langs de rijstterrassen, naar een kleine Hindoeistische tempel. Op de terugweg praat Yirka honderduit met onze gids terwijl ik me terugtrek in lalaland, en de hemel zich klaarmaakt voor een adembenemende zondsondergang...
'S avonds gaan we eten in het enige degelijk hotel van het dorp omdat we hopen daar een rol WC papier te kunnen 'lenen', want in ons hotel is enkel een sproeier om je weet wel... jezelf mee te reinigen.
De volgende dag worden we om half 5 met 2 brommers opgepikt om de zonsopgang boven de tempel te gaan bekijken. We rijden naar een heuvel in de buurt vanwaarop we een goed uitzicht zouden moeten hebben. Helaas wordt na een half uur wachten duidelijk dat we geen zonsopgang te zien gaan krijgen wegens te bewolkt. We blijven nog even wachten op een helder fotomomen, maar tevergeefs. Een beetje teleurgesteld dalen we de heuvel weer af.
Aan de ingang van de tempel worden we gevraagd een sarong aan te trekken (helemaal mijn ding) om de tempel te eren, denk ik. We hebben geluk; de schoonmaakwerken van na de vulkaanuitbarsting zijn net enkele dagen geleden afgerond.
We wandelen op ons gemakje rond wanneer we het gevoel krijgen dat we worden nagestaard. Wanneer een klas tienermeisjes ons passeert barst de hel los. Een meisje vraagt of ze met Yirka op de foto mag. Yirka zegt aarzelend ja en al vlug staan er 5 meisjes meer rond haar. 5 worden er 10 en 10 zijn er al vlug 20! Ze staan net niet te vechten voor een foto met haar. Ik bekijk het vanop een afstand en lach me een breuk, vooral omdat ik weet hoe graag Yirka op de foto gaat. Ik wil graag een foto nemen van dit schouwspel, maar Yirka heeft de camera en nog voor ik bij haar geraak, beginnen ze mij ook aan te klampen voor foto's. Ik denk dat er makkelijk 50 mensen rondom ons staan te poseren.
Wanneer de fotosessie voorbij is komen ze ons 1 voor 1 de hand schudden om ons te bedanken. We blijven gechoqueerd achter met maar 1 vraag in ons hoofd: waarom? In Yogya hadden ze al enkele keren gevraagd of ik een voetballer of rockster ben vanwege mijn haar (of is het mijn atletische lichaamsbouw). Ik denk dat het bij Yirka komt door haar bleke huidskleur en rossig haar (excuseer mahonie). In ieder geval even later wordt ze weer op de foto gevraagd. We gaan dan maar naar het eerste plateau om toch een beetje rust te hebben. Naeen half uur hebben we het er wel gezien en gaan we langs de talloze kraampjes naar buiten. Ze verkopen er de gekste dingen; ze zouden hier hun schoonmoeder verpatsen voor een appel en een ei. Het bezoek aan de tempel is zonder twijfel het meest bizarre moment tot nog toe. Alleen jammer dat ik er geen foto van heb. Maar ik heb zo'n flauw vermoeden dat er nog tal van kansen zullen komen. Uitkijken dus!
HOSTEL: Lotus I
HOTEL: Villa Sumbing Indah