Can't get the stink out

Vandaag vertrekken we uit La Higuera, waarheen weten we alleen nog niet. Het oorspronkelijke plan was om van hier de bus naar Villa Serano te nemen en zo Sucre te bereiken. Helaas zijn we er zonet achtergekomen dat we niet genoeg cash meer bij ons hebben om de bus te kunnen betalen. De meisjes zagen het gisteravond niet zitten om in een kamer zonder elektriciteit te slapen uit angst dat er griezelige beestjes zouden binnenkruipen. Ze zijn blijven overnachten in het hostel van een Frans koppel die in mijn ogen veel angstaanjagender waren dan alle dieren uit heel Bolivie verzameld. Rutger en ik hebben het niet aan ons hart laten komen en we waren heel tevreden met onze basic kamer. Het ongedierte dat al dan niet zonder onze toestemming s'nachts is binnengeraakt, was tegen de morgen al terug buiten. Dat is voor mij al voldoende. Hoe dan ook; nu moeten we voor hen 2 overnachtingen betalen en daar waren we niet echt op voorzien. Vandaar ons financieel dilemma.

Onze enige uitweg is een taxi nemen naar Villa Serano en de chauffeur daar ter plekke te betalen, als er een bankautomaat is natuurlijk. De uitbaatster van een bar/restaurant en ook de sleutelhoudster van het Che-museum hier is zo vriendelijk om haar familie in Villa te bellen zodat we zeker zijn dat we er geld kunnen afhalen. Zij beweren van wel, dus is onze beslissing ook vlug gemaakt. De taxichauffeur weet dat we zonder hem hier vast komen te zitten en ziet zijn kans schoon om een extra centje te verdienen. Noodgedwongen kunnen we bijna niet anders dan akkord gaan met de prijs die hij voorstelt. 600 Bolivianos is nog steeds niet echt duur als je bedenkt dat de tocht 6 uur duurt en over lastige wegen gaat.

We zijn nog geen 200 meter ver wanneer hij ons vertelt dat er nog een 2e chauffeur meerijdt. Met al 5 personen en 4 backpacks in de koffer willen we weleens weten waar die nog moet zitten. Als ze hem op het dak van de auto binden is het voor mij prima, maar hij komt echt niet in de taxi. Wanneer ik zie wie onze mystery guest is, weet ik wel zeker dat hij er niet in komt. We hebben gisteren het genoegen al gehad om hem te mogen ontmoeten en toen kon hij nog geen verstaanbare zin uitbrengen, in welke taal dan ook, door de kilos cocabladeren die hij die dag waarschijnlijk gekauwd had. Nu staat hij ons langs de straatkant toe te lachen met 2 goedgevulde zakken coca. Deze gast vertrouw ik echt voor geen haar! Uit protest stappen we meteen uit de wagen en maken hem duidelijk dat we niet betalen om de hele tocht als sardienen in een blik te zitten. Dus probeert hij zich maar in de kofferbak te wringen. Dat zou ik hem eigenlijk wel eens willen zien doen. 6 uur achter glas in een benauwde ruimte en gezien de staat van de weg...Plezier verzekerd!

Een van hen beweert dat er in Villa Serano dan toch geen banken zijn en staan we na al die zever terug bij af. Uiteindelijk lijkt het ons best dat we voor de zekerste optie gaan en ons terug laten brengen naar Vallegrande. Er zijn zeker banken, het is maar de helft van de afstand en op deze manier zijn we meteen ook van Coky verlost. Het enige nadeel eraan is dat we een van de mooiste gebieden in Bolivie niet te zien zullen krijgen. De (enige) weg van hieruit naar Villa loopt door de streek waar het Andesgebergte, jungle en woestijn samenkomen en is naar het schijnt buitenaards mooi. Jammer, het zal misschien voor een andere keer zijn.

Naast rijden over gevaarlijke wegen, houdt onze chauffeur ondertussen ook wel van een groen blaadje. Het kauwen van cocabladeren is een belangrijk ritueel in de Andes en zou een efficient middel zijn tegen vermoeidheid, koude, hoogteziekte en honger. Het is niet schadelijk of verslavend en je wordt er blijkbaar ook niet high van. Bovendien zou het blad een hoog calcium- en ijzergehalte hebben en veel vitamientjes bevatten. Een echt wondermiddel dus! Wij zijn echter niet overtuigd of het wel zo verstandig is om het achter het stuur van een rijdende (en door de modder soms glijdende) wagen te doen. Er zijn ongetwijfeld slechter plekken om te sterven, maar als het even kan liever niet.

Veilig aangekomen in Vallegrande gaan we eerst om verse centjes in de bank, daarna worden we afgezet aan het busstation.Yirka ziet een luxueuze bus staan en vraagt onze chauffeurof degene naar Cochabamba hetzelfde is. Ik kan niet horen wat hij zegt maar ze lijkt toch tevreden te zijn met het antwoord. We hebben nog net genoeg tijd om vlug iets te eten vooraleer weaan boord gaan van onze luxebus. Yirka en Jerie bestellen een soepje, Rutger en ik houden het bij 'pique a lo macho' (een van mijn favoriete gerechten). Ik zit nog maar net te genieten van mijn maaltijd wanneer hun soep arriveertwaarin een hele kippenpoot in ligt te drijven en nog voor ik het besef ben ik mijn bord alweer kwijt. Jerie en ik eten de soep wel op maar het is niet echt met volle goesting en de kippenklauw blijft netjes liggen. Wanneer onze bus het stationbinnenrijdt hebben we toch niet meteen het wow-gevoel.Hij ziet er eerder uit als een afgeleefde circuswagen en niet het luxevoertuig dat we hadden verwacht. Blijkbaar had de taxichauffeur dat tegen Yirka gezegd, maar zij dacht dat 'mas menos' veel beter betekende. Een klein misverstandje!

Eens op de bus vind ik dat het veel erger had gekund. Aan de stilte van mijn reisgenoten leid ik af dat ze het daarmee niet echt eens zijn. De bus is niet vol en in Bolivie wil dat zeggen dat er onderweg gestopt wordt om mensen op te pikken. Meestal staat er net buiten het busstation al een groepje te wachten, enkel en alleen om de terminal fee (20 cent) niet temoeten betalen. De meesten onder hen zijn niet meteen de meestfrisruikende bloemetjes in de wei. Terwijl sommigen er zelfs in slagen om geweigerd te worden op de bus wegens te smerige bagage, zijn er toch enkele die door de mazen van het net weten te glippen. Maar er is slechts eentje wiens lijfgeur er met kop en schouders bovenuit steekt en die krijgt van mij toch wel de Stinky of the Year-award uitgereikt. Haar parfum is een beetje een Chinees en Aboriginal voor de prijs vanéén (met een vleugje je-ne-sais-quoi) en doet me op deeen of andere manier aan een paardenstal denken. We hebben weeral de grote eer dat ze vlak achter ons plaatsneemt zodat we ten volste van haar aromas kunnen genieten. De paardenknuffelaar blijkt ook probleemloos te kunnen multitasken: terwijl ze de hele bus een beetje zit op te stinken, gaat ze nog wat irritant zitten wezen ook. Telkens wanneer de bus stopt schuift ze het raam open waar Yirka met haar hoofd tegen ligt te slapen. Waarschijnlijk omdat ze haar eigen 'Cheveaux de Cologne' niet meer kan verdragen (ze zou beter beginnen met haar vlooiendeken dat ze bij zich draagt in brand te steken zodat we toch een beetje lucht krijgen). Zo gaat het verschillende keren tot het ons echt op de zenuwen begint te werken. Wanneer ze het nog eens probeert, schuift Yirka het raampje met een knal terug dicht. Het is daarna geen enkele keer meer gebeurt. Probleem opgelost!

Intussen wordt het steeds gezelliger op de bus. Nu liggen er op de grond ook al enkele stinkertjes te slapen. Het belooft weer een memorabele busrit te worden. Gelukkig vallenwe al snel flauw van de stank zodat we toch een paar uur kunnen slapen. Midden in de nacht stopt de bus plots en stappen er wat mensen af. Wanneer hij na een kwartier nog steeds niet terug vertrokken is, ga ik eens kijken wat erscheelt. Blijkt dat de buschauffeur een dutje ligt te doen op een van de zetels en dat dit de eindhalte is. Dat had hij dan wel eens mogen zeggen (of moeten we soms ruiken dat we er zijn?). De overige 10 passagiers leggen zich comfortabel en blijven gewoon mee overnachten op de bus. Na de aanval op ons reukorgaan verkiezen wij toch eerder een frisruikende hotelkamer.

De volgende dag worden Rutger en ik opgezadeld met de ondankbare taak om bustickets naar Sucre te gaan kopen. Er zijnzoveel verschillende busbedrijven dat het niet makkelijk is om er een goeie uit te kiezen.Ik denk dat als we deze keer op een slechte bus belanden, dan zal het onze beste dag niet zijn. Omdat er zoveel op het spel staat nemen we onze tijd vooraleer we een keuze maken. En nu vingers kruisen zeker. Cochabamba is een universiteitsstad zonder al te veel bezienswaardigheden, behalve dat er net als in Rio een enorm Jezusbeeld over hen waakt. We doen het dus rustig aan en bereiden ons voor op een eventueel nieuwe welriekende buservaring.S'avonds staan we zenuwachtig te wachten op onze bus. Ik ben al blij dat hij er hetzelfde uitziet als op de foto die ze ons getoond hebben. Maar schijn bedriegt soms en vooral in Bolivie. Het is dus wachten tot wede binnenkantzien en op het oordeel van de vrouwelijke helft van ons gezelschap. Tot onze grote opluchting wordt de bus goedgekeurd en kunnen we na een grote omweg uiteindelijk vertrekken naar Sucre. Op naar een nieuw avontuur!

These boots are made for walking

Nooit gedacht dat ik op mijn 30ste (ik weet het wel bijna 31) Bolivie gewoon zou binnenwandelen met een backpack op mijn rug. Het is weer eens iets anders dan de grens oversteken met een golfkar of per boot. Zonet hebben we wel wat tijd zitten verdoen omdat het Braziliaanse douanekantoor gewoon gesloten bleek te zijn. Dat is dan weer die typisch Zuid-Amerikaanse mentaliteit om midden op de dag een belachelijk lange lunchpauze van 2 uur te houden. Tijdens het wachten beginnen we stilaan te vrezen voor de mentale gezondheid van Rutger. Hij zit op de grensovergang een of ander vreemd kaartspel te spelen terwijl alle voorbijgangers hem veelbetekenend aankijken. De arme jongen! De jeuk van de honderden muggenbeten uit de Pantanal zijn hem uiteindelijk toch teveel geworden.

Telkens als je in een nieuw land aankomt ben je zodanig op je hoede om niet meteen opgelicht te worden, dat je zonder het te beseffen er soms een klein beetje te ver in gaat. Zo starten we in het treinstation van Quijarro ,samen met wat andere paranoide reizigers, bijna een kleine rel omdat we moeten betalen om onze bagage aan boord te brengen, terwijl Bolivianen mogen doorlopen met hun jutezakken. Ze vragen slechts een halve Euro per persoon, maar het gaat gewoon om het principe. Iedereen gelijk voor de wet! Daarna gaan we zonder verdere incidenten de Expreso Oriental op, ook wel de dodentrein genoemd. De juiste reden voor deze benaming ken ik niet, maat het klinkt allesbehalve geruststellend. Aan de snelheid van de trein zal het zeker niet gelegen hebben. Het ding haalt met moeite 50 per uur. (Je zou eerder sterven van verveling). Geen wonder dat we er 14 uur over doen om in Santa Cruz te geraken. Maar we halen de eindhalte zonder kleerscheuren en zonder man overboord, dus waar klagen we eigenlijk over?

Santa Cruz is in korte tijd geevolueerd van een klein dorp tot de grootste stad van Bolivie en de inwoners gaan er prat op dat ze er eerder een Braziliaanse levenswijze op nahouden dan een Boliviaanse (wij zijn al tevreden dat ze hun prijzen niet hebben overgenomen). En inderdaad, wanneer je het plein in het koloniale stadscentrum opwandelt, merk je meteen dat hier een heel ontspannen stemming heerst. De vrouwen zitten te roddelen op de bankjes, terwijl de mannen zich in de schaduw bezighouden met schaken. Veel valt hier echter niet te beleven en we beginnen al snel plannen te maken om verder te reizen. De plek van waaruit de taxis naar Samaipata vertrekken is een klein half uurtje wandelen van onze hostel. Wanneer na 10 minuten de eerste klaagliederen al weerklinken, weet ik dat ik als kaarthouder de boter weer gevreten heb en dat het een lange lijdensweg zal worden. Ik had nochtans duidelijk op voorhand gezegd dat het eindje was. Maar ja... Dan probeer je al eens onze conditie wat op te krikken. Gelukkig vinden we zonder problemen iemand die bereid is om ons naar Samaipata te brengen. De tocht gaat over een weg die door het prachtige Boliviaanse gebergte kronkelt (voor sommigen kronkelt hij iets te veel) en 3 uur later komen we aan op onze bestemming. We laten ons afzetten aan een hostel dat uitgebaat wordt door een Nederlander, die tijdens ons verblijf daar vooral uitblinkt door zijn voortdurende afwezigheid.

Na een korte verkenningsronde door het dorp wordt het tijd dat iemand op zoek gaat om een tour te boeken. En in de meeste gevallen is al gebleken dat die iemand mezelf is. Na even op straat rond te dolen, zie ik een bureautje met een Belgische vlag en besluit om het daar eens te proberen. Wanneer ik de eigenaar op de Belgische driekleur wijs vertelt hij me dolenthousiast dat hij ook een vlag van Jamaica en Ysland heeft. Niet meteen het antwoord dat ik zocht. Ik zou me gewoon willen omdraaien, mijn armen in de lucht gooien en het op een lopen zetten. In plaats daarvan ga ik met de Duitser aan tafel zitten en moet ik 20 minuten aanhoren hoe hij maar door blijft gaan over de weersvoorspelling voor heel Zuid-Amerika. Korte samenvatting: morgen de laatste dag goed weer, daarna veel regen. Snel beslissen dus! Ook al springt hij voortdurend van de hak op de tak en heeft hij ze volgens mij niet alle 5 op een rij, zijn er toch veel gegadigden voor zijn tours want na mij zijn er ondertussen al 5 andere binnengekomen. Gelukkig is Frank zo fair om ons voorrang te geven omdat we de eersten waren. En tot groot ongenoegen van de rest kiezen we voor de tour naar Bella Vista. Pech voor hen; zij wilden allemaal naar het ´Cloud forest´.

We spreken de volgende morgen om 9 uur af en daarna rijden we naar de supermarkt om een picknicklunch bijeen te rapen. Vandaar is het nog een uurtje bollen naar het vertrekpunt van onze wandeling. Het is even slikken wannneer Frank naar een van de bergen wijst en zegt dat we over anderhalf uur zullen neerkijken op die berg. OK, dat zal dan wel zeker. Het is al snel duidelijk dat we met hem een uitstekende tourgids gekozen hebben. Na een steil stuk stopt hij op tijd om ons even op adem te laten komen en geeft ondertussen zelfs een woordje uitleg. Ik wist niet dat tourgidsen dat deden, behalve dan dat ze elke mogelijke toilet en souvenirwinkel aanwijzen. En zoals beloofd brengt hij ons, na veel zweten en zwoegen, op tijd naar de top van een berg die 50 meter hoger is dan degene die hij had aangewezen. We zoeken een plekje op uit de wind en verorberen daar onze picknick. Het uitzicht van daaruit is waanzinnig mooi. Het is misschien niet de eerste keer dat we zo'n bergen te zien krijgen, maar ze blijven toch steeds verbazen. Na een korte siesta beginnen we aan de afdaling langs de andere kant, waar de wind baas is. Soms waait het er zo hard dat je eventjes tegen de wind in kunt gaan liggen. De tocht gaat verder in dalende lijn door enkele bossen tot we na 5 uur stappen terug bij de jeeps terechtkomen. Ne de tour trakteert Frank iedereen op een pintje; nog zoiets dat een normale gids nooit zou doen. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe tevreden we waren met onze lichtjes gekke 'fuhrer'. Hij geeft ons nog wat tips voor op de Che-route en vertelt ons hoe jammer hij het
vindt dat hij niet met ons mee kan, omdat zijn vrouw helaas hoogzwanger is en ze ook nog eens 40 wordt. Auf Wiedersehen!

De volgende dag is inderdaad een kletsnatte en dus hoog tijd om bustickets te regelen. Het is echt hondenweer maar IEMAND moet het doen. Dus ga ik in de regen rondvragen waar en wanneer ik een bus naar Vallegrande kan vinden. De lokale bevolking stuurt me van de ene kant van het dorp naar de andere, zonder al te veel vooruitgang te boeken. Ofwel weten ze het zelf niet, ofwel zijn ze met de brave gringo zijn voeten aan het rammelen. Na anderhalf uur houdt een natgeregende iemand het voor bekeken en zit er niets anders op dan hier nog een extra dag te slijten.

De busregeling is hier blijkbaar vrij eenvoudig: je gaat gewoon tussen 11 en 1 uur aan de hoofdbaan zitten en normaal gezien passeren er dan 2 bussen naar Vallegrande. Dat klinkt als een goed plan! Onderweg naar daar belanden we tussen een bende schoolkinderen en merk ik dat vooral mijn schoenen in de belangstelling staan. Ik ben me ervan bewust dat mijn schoenen betere tijden gekend hebben en dat het lijkt alsof ze zichzelf aan het verteren zijn. Maar dat je in een derde wereldland uitgelachen wordt met je schoeisel is toch wel een dieptepunt (Ik heb in het begin van deze reis gezworen dat ik met dit paar rond de wereld zou reizen en daar ga ik me ook aan houden). De kleine rotzakjes hebben dan nog het lef om te vragen of ze een groepsfoto met ons mogen nemen. Dat doen we uiteraard met veel plezier. Daarna zoeken we een mooi plekje in de modder langs de kant van de baan om de bus op te wachten. Wanneer er tot onze grote opluchting een komt opdagen, kunnen we beginnen uitkijken om in het spoor van Che Guevarra te treden.

Zoveel beestjes om me heen

We verlaten het druilerige Rio de Janeiro (wie kan dat nog zeggen) in de hoop dat het beter weer wordt, zowel voor Christophe's familie die nog een paar dagen ter plekke blijft als voor ons na onze reis naar zo goed als de andere kant van Brazilië. We nemen namelijk vandaag nog eens een vlucht, richting Campo Grande. Een busreis zou namelijk een slordige 20u meer duren voor ongeveer dezelfde prijs en dan is de keuze vlug gemaakt natuurlijk.

Bij aankomst in Campo Grande boeken we direct een busje naar Bonito een 3 uur verderop. Het busje zet ons af aan de hostel ter plekke, waar we nog enkele vrije bedjes vinden. De kerel van de hostel lijkt wel niet te enthousiast, maar toont ons toch op zijn eigen vriendelijke manier de weg naar de basic bedjes. We zijn hier in de hoofdstad van het ecotoerisme vooral voor het riviersnorkelen en een bezoek aan de Buraco das Araras. Aangezien het praktisch onmogelijk is deze zonder georganiseerde tour aan te doen, laten we ons toch weer verleiden er eentje voor deze twee attracties voor de volgende dag te boeken.

We lopen nog het eind tot in de stad om een Toekantelefoontje te plegen en onze magen te gaan vullen in een restaurantje, waar de muren volgeschreven zijn met namen en berichtjes van ecotoeristen en waar Jerie bij gebrek aan Pirranha-soep zich dan maar waagt aan de Jacaré-burger (alligator). Best vergelijkbaar met kip, maar dan iets taaier volgens mij. Voldaan keren we terug naar de hostel, maar de vermoeidheid doet Jerie en mezelf al vlug tot onze kamer terugkeren, terwijl Yirka en Christophe rondom de pooltafel bevriend raken met een Gents koppel waar ze volgens hen veel van zichzelf in terug vinden.

De volgende ochtend is het vroeg opstaan om nog van het heerlijke ontbijtje te kunnen genieten voordat we het tourbusje op moeten op weg naar de eerste bestemming. De gids lijkt ons deze keer wel mee te vallen en vooral zijn enthousiasme over de visjes en het snorkelen doet ons hoopvol uitkijken naar het verdere verloop van de dag. Onze eerste stop is de Buraco das Araras, een grote zinkput temidden de Braziliaanse savanne welke tot een ideale biotoop voor papegaaien en andere diertjes is uitgegroeid. Dit natuurwonder werd bij toeval ontdekt door boeren, die op zoek waren gegaan naar hun vermiste koeien, die in deze zinkput waren gesukkeld. Nu krioelt het er van de wondermooie en veelkleurige diertjes en was het weer tijd om onze spotterskwaliteiten boven te halen.

Deze reis hebben we namelijk de gewoonte om op vrij competitieve wijze zo snel en veel mogelijk dieren te spotten en hoe specialer het dier, hoe meer punten je kan verdienen. In Canada waren we vooral tevergeefs op zoek naar beren, maar we hebben uit noodzaak moeten besluiten dat hun bestaan een mythe moet zijn! Voor de rest waren vooral de puma, pudu (supergrappig en schattig dier, dat zeker een googlesessie waardig is!) anaconda, jaguar, ocelot en consoorten veel punten waard, maar spijtig genoeg waren deze niet bereid om zich aan ons te tonen. Gelukkig genoeg waren er nog verscheidene andere dieren die wat meer behulpzaam waren en dan bleken vooral Christophe of Jerie degenen die hen spotten. Als ikzelf al eens een dier spotte, was het dan ook vaak een vogel, die om de een of andere duistere reden minpunten bleken te zijn, met uitzondering van enkele zoals de kolibrie, papegaai, toekan enz. De vele horden straathonden die alomtegenwoordig blijken te zijn in Zuid-Amerika (buiten in Rio, waar straatkatten blijkbaar de overhand hadden genomen) werden voor alle duidelijkheid in deze competitie buiten beschouwing gehouden.

Onze gids bleek wel al snel ook niet de top-spotter, wanneer Jerie er hem moest op wijzen dat ze Ara's in een boom zag zitten en hij al vlug inpikte op deze ontdekking om te vertellen dat deze vogels steeds als paartjes leven. Spijtig genoeg voor hem had hij gemist dat er wel degelijk 3 exemplaren in de boom zaten, maar kom het is hem vergeven, want ik versta het maar al te goed dat het moeilijk is om toe te geven dat je niet de beste spotter bent en daarnaast was hij ten minste enthousiast en probeerde hij zelfs wat informatie te geven. Daar kan onze droopy toilettonende gids uit Puerto Iguazú nog iets van leren. Eenmaal aangekomen aan de zinkput bleek het al vlug een koud kunstje om paartjes Ara's te spotten en werden we zelfs heel even getrakteerd op een vogelshow wanneer uit het niets tientallen papegaaien hun vliegkunsten lieten tonen. Ook aan de gefabriceerde drinkplek mochten we genieten van de drinkende papegaaien, toekan en een zeldzame eekhoornkoekoek die tevoorschijn kwamen. Bij het zien van al deze dieren in volle vlucht kon je niet anders dan denken dat je alle beestjes liever steeds zo in volle vrijheid zou kunnen gaan aanschouwen en niet in hun kooitjes in de zoo, maar spijtig genoeg is dat reeds ondenkbaar geworden.

Na de zinkput springen we terug in het busje richting de Rio da Prata, waar we gaan genieten van de diertjes in deze bekroonde zilverrivier. Het vaak ondiepe water maakt het snorkelen wel niet heel makkelijk, zeker als je dan nog een wat minder begaafde Française in je groep hebt, die de kunst van het zwemmen nog niet echt onder de knie blijkt te hebben en meer geïnteresseerd is in de kleur van haar snorkel dan in de aanwijzingen van de instructeurs. We proberen het niet te veel aan ons hart te laten komen en genieten ten volle van de prachtige drijftocht in het heldere water tussen de vele vissen en mooie natuur, zowel in als rondom de rivier. We krijgen daarnaast ook een bezoekje van wat aapjes in de bomen aan de oever en zelfs een alligator die ons op veilige afstand in de gaten bliijft houden. Na de waterpret genieten we van de lunch op de ranch, die de snorkeltocht organiseerde en waar we alweer heel wat papegaaien en toekans te zien krijgen.

De volgende dag willen we de bus nemen richting de grensstad Corumbá, van waaruit we een kleine Pantanal-excursie willen ondernemen. We vragen aan onze behulpzame hostelmedewerker hoe we dus best aan het busstation kunnen geraken en na 2 pogingen geeft hij wel een verstaanbare wegbeschrijving en zijn we vertrokken voor een tweetal km met al onze kilo's rugzak. Vervolgens zien hem daar dan doodleuk 10 minuten later opduiken met een leeg busje om nieuwe toeristen op te pikken. Met de reeds vertrouwde vertraging stappen we de bus op en onderweg krijgen we eigenlijk al een ongelooflijk voorproefje van wat dit grootste moerasgebied ter wereld allemaal te bieden heeft. De weg loopt namelijk dwars door de Pantanal en aan beide kanten kunnen we al honderden dieren bewonderen. Alligators, herten, valken, ooievaars, ibissen, capibara's enz. staan allemaal naast de weg te poseren tussen de ook al overweldigende natuurpracht van dit beschermd natuurgebied.

Eigenlijk is alles in Zuid-Amerika toch al iets duurder uitgevallen dan gepland en dus hebben we niet meer de mogelijkheid om in de Pantanal te kunnen kiezen voor een luxetour met alles op en aan, waar we eerst wel op verlekkerd waren. In het busstation zelf is een kleine 'touroperator' die zeer basic en goedkope tours aanbiedt en die ons dan toch kan overtuigen om een 2-daagse tour bij hem te boeken. Het komt eigenlijk ook gewoon het beste uit omdat we dan direct de volgende dag zouden kunnen vertrekken en 3 dagen later direct de juiste trein naar Santa Cruz in Bolivië kunnen nemen en daarvoor van hen dan nog een korting kunnen krijgen (die natuurlijk later geen echte korting bleek). Het enige probleem is dat we geen cash meer op zak hebben om deze tour te betalen en dat wel diende te gebeuren aangezien we de dag erna al zouden vertrekken. Dus moeten we geld afhalen en de dichtste geldautomaat is een serieus eind verder in het centrum. De 'touroperator' zegt dat hij wel een vriend met brommer heeft die me even kan over en weer voeren en zo doende spring ik dan maar achterop richting de bank. Onderweg spookt de gedacht wel in mijn hoofd dat het eigenlijk misschien niet zo heel veilig is om zomaar alleen met een wildvreemde 's avonds in een onbekende stad mee te gaan om in een bank een pak geld te gaan afhalen en erop te vertrouwen dat hij me dan gewoon terug ging brengen, maar het feit dat de rest van ons bij de bevriende 'touroperator' die op zijn geld wachtte bleef, maakt me toch iets hoopvoller op een goeie afloop. Gelukkig wordt ons vertrouwen in deze Brazilianen dan ook beloond en kunnen we na de brommertocht zonder problemen onze tour boeken alvorens we naar de aangeraden hostel vertrekken.

Het blijkt niet direct een tophostel. Het is eerder weer een kennis van iemand die nog wel wat plaats heeft in een huis en daar dan maar wat toeristen laat slapen. De voorzieningen zijn zeer zeer basic en de vochtige warme, donkere kamers met oude meubels zijn ideaal voor lokale huisdiertjes zoals kakkerlakken en dergelijke. Christophe krijgt ongetwijfeld de zwaarste nacht omdat zijn matras zeker ooit in het Guiness book of records heeft gestaan als dunste matras. Tot onze grootste verbazing ontmoeten we beneden een paar Mechelaars, die daar afgezet zijn na hun Pantanal-trip. We gaan er dan ook samen mee gaan eten in een goedkoop lokaal 'restaurant', wat eerder op een cafetaria bij een schoolfeest lijkt, maar die ons wel heerlijke BBQ-vleesje voorschotelen. Het feit dat de hostel niet zo verzorgd bleek en dat de Braziliaanse reisgezel van de Mechelaars er van overtuigd is dat we een slechte tour hebben geboekt, waar we niets gaan zien omdat we niet diep in de 'echte' Pantanal gaan, doet ons een beetje ongerust gaan slapen. Maar wanneer de volgende morgen blijkt dat de chauffeur die ons komt ophalen dezelfde is als bij hun tour, vertrekken we vol goeie moed naar de (rand van de) Pantanal.

De goeie moed wordt meteen wat getemperd wanneer onze chauffeur het eerste uur van de tour spendeert aan vrienden bezoeken, boodschappen doen, materiaal ophalen en verdere voorbereidingen voor de tour maken (welke volgens ons toch meestal voor de start van de tour gedaan worden). Maar kom, we weten dat het een goedkope basic tour zal zijn, dus proberen direct maar wat te genieten van de jeeptocht die ons uiteindelijk dan ook tot in de mooie natuur van de Pantanal brengt. Achterin de laadbak van de 4x4 op een houten plank cruisen we door de Pantanal over smalle houten brugjes, terwijl we weer vele dieren te zien krijgen. We komen daarna aan in een klein dorpje van ongeveer 100 man, genaamd Porto da Manga waar we ook zullen overnachten in een verzorgd vakantiehuis. Al snel blijkt dat het geen drukke tour zal worden, aangezien we na de lunch 2 uur rust krijgen alvorens de volgende activiteit: Piranhavissen. Eenmaal het bootje ons komt ophalen, ontdekken we dat hij ons gewoon naar de andere kant van de rivier voert om daar aan de oever aan het levensgevaarlijke werk te beginnen. Tsja levensgevaarlijk blijkt het toch niet echt, wanneer de gids ons vertelt dat Piranha's een mens nooit aanvallen. Enkel als er echt een voedseltekort is, kan hij soms eens een hapje nemen, maar meestal blijken ze gewoon wat te knabbelen. Het Piranhavissen met vleesje als lokaas lijkt vooral Yirka en Christophe goed te vergaan (het moet ongetwijfeld hun lijfgeur zijn), want Jerie en mezelf halen er elk maar eentje echt uit het water. Gelukkig delen we die avond de vangst en mogen we allemaal genieten van heerlijk gebakken Piranha's, echt een aanrader, alleen misschien wat moeilijk te vinden in de plaatselijke supermarkt.

's Avonds staat er nog een speciale tocht gepland. Enkel de maan zorgt voor wat licht terwijl we met een bootje op de Rio Paraguai, gewapend met camera en zaklamp naar beestjes gaan speuren. Aan de overkant van de rivier bemerken we al snel een familie capibara's, die hun dorst aan het lessen zijn. Iets verderop zien we in de verte net boven het water gele 'lichtjes' verschijnen. Als we dichterbij komen verdwijnen ze meestal, maar soms kunnen we echt dichtbij geraken en dan zien we dat het eigenlijk de ogen van alligators zijn. In korte tijd zien we tientallen oogjes verspreid over de rivier van baby-alligatortjes van amper 30cm groot tot iets oudere versies van minstens 1,5m. Het is een ongelooflijke belevenis om zo dicht bij de alligators te geraken en ze vervolgens stokstijf zien afwachten of wij geen al te groot gevaar vormen. Zo kunnen we natuurlijk mooi foto's maken, tenzij ze het toch niet betrouwen en in een flits onderduiken. Heel prachtig om zien, maar toch denken we ook even aan het feit dat we een paar uur geleden tot onze kniën in dezelfde rivier stonden. Gelukkig waren onze nieuwe vriendjes toen niet zo dicht in de buurt. Allé dat denken we ten minste.

De volgende dag staat er nog een verdere jeeptocht door de Pantanal op het programma, waar we deze keer de vele alligators van dichtbij in het licht bij een poel kunnen bewonderen. Volgens de gids is het ook geen probleem dichtbij te komen, want ze zijn banger van ons dan omgekeerd en velen gaan inderdaad lopen, maar die ene had zijn angst toch precies wat overwonnen en blijft ons gewoon kwaad en sissend aankijken. Die hebben we toch wijselijk wat ruimte gegund. Dat de alligators echt in overvloed aanwezig zijn, merken we ook doordat langs de kant van de weg een paar alligators dood aangereden liggen. Het is weer wat anders als een duif, egel of rat zoals we die in België wel eens tegenkomen. Naast de alligators zijn er ook wel wat koeien, paarden en honden die precies niet begrijpen wat die auto precies op die weg doet en dan maar dom staan te kijken terwijl ze flink in de weg lopen.

Onder begeleiding van een aantal toekans en ander gevogelte zetten we onze weg verder naar een bos ergens in de Pantanal, waar we een begeleide wandeling gaan doen, op zoek naar nog wat andere beestjes. De wandeling blijkt al snel een voedertocht voor de honderden muggen die zonder twijfel naar onze komst hadden uitgekeken. Een goed gemiddelde van 200 beten per man blijkt achteraf het verdict, waar vooral onze gehavende armen en benen een bewijs van zijn. De beestjes zijn echter niet vies van ons even door onze kleren te steken en de in overvloed gebruikte muggenrepellent blijkt hen ook niet echt te deren. Constant in beweging blijven lijkt de beste optie, maar ook dat is niet zonder risico op een extra steek en eenmaal je een mooie onbewogen foto wil nemen, ben je een vogel voor de kat. De aapjes, blauwe ara's, de leguaan of dergelijks en het gordeldier dat we onderweg te zien krijgen waren knap om zien, maar al bij al duurde de wandeling ons iets te lang zonder al te veel actie en variatie van omgeving, wat hier toch mogelijk moet geweest zijn.

Net voor onze lunch worden we opgeschrikt door een hels gegil in de laadbak van onze jeep. Yirka is namelijk een beetje hysterisch doordat ze door iets is gestoken en de pijn is naar het schijnt ongelooflijk. De gidsen zeggen dat het waarschijnlijk een zwarte wesp is geweest en dat er weinig aan te doen is buiten de pijn te verbijten. Onze tweedaagse wordt afgesloten met een lunch in een plaatselijk jeugdverenigingskamp of dergelijks, waarna we in the middle of nowhere langs de kant van de weg worden gedropt, waar binnen de 2 uur een bus terug naar Corumbá zou moeten passeren. Het was heel duidelijk dat het een low budget tour was, maar al bij al zijn we tevreden over onze ervaringen met de Pantanal en kunnen we een bezoek ten sterkste aanraden. In Corumbá overnachten we bij gebrek aan beter weten en zin om verder te gaan verkennen in dezelfde 'hostel'. Morgen volgt namelijk de trip naar een nieuw land op onze trip, Bolivië.

It's not easy being green

Ook al is het een belachelijk vroeg uur, niemand heeft deze ochtend problemen met opstaan. Gewoon omdat we weten dat er deze keer geen bus, maar een vliegtuig op ons staat te wachten om ons naar onze volgende bestemming te brengen. Voor ons dit maal geen 22 uur stilzitten terwijl we voor de zoveelste keer ´the fast and the furious 5´ voorgeschoteld krijgen (met dank aan het personeel van Azul Air die te laks zijn geweest onze gegevens degelijk te controleren waardoor we de vlucht hebben kunnen boeken aan lokaal tarief).

We hebben geen intresse om in Campo Grande te blijven dus nadat het vliegtuig is geland, laden we ons rugzakkenover in een mini-busje dat ons tot in Bonito brengt, een dorp 4 uur verderop, dat enkele jaren geleden verkozen is tot de eco-bestemming van Brazilie. In het dorp zelf is maar weinig aanwezig dat getuigt van de groene gedachte (tenzij je de telefooncellen in de vorm van dieren meetelt). Australië en NZ zijn tot nu toe eigenlijk de enige landen geweest die we bezocht hebben waar ze intens proberen hun ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te houden. Ik denk dat ze Bonito het eco-label hebben gegeven vooral omwille van de prachtige natuur rondom het dorp en iets verderop in de Pantanal. Het is eerder letterlijk groen in plaats van figuurlijk.

Rondom Bonito gaan we snorkelen in de Rio da Prata en bezoeken we Buraco das Araras, een 'sink hole' waar tientallen pappegaaien hun nest hebben gebouwd. Ik heb gezocht naar de correcte nederlandse term voor 'sink hole', maar blijkbaar hebben wij hier geen woord voor. Hebben we ook niet echt nodig denk ik; de kans dat de bodem weg zakt in een ondergronds meer en zo een gat van 100 meter breed en 300 meter diep vormt, lijkt mij behoorlijk klein in Vlaanderen of Nederland.

´s Avonds nog een gezellige babbel met 2 Gentenaren, Lindsey en Gunther. Zij zijn officieel de eerste toffe Belgen die we ontmoeten op deze reis.

De volgende dag start de tweede etappe van onze safari. Eindelijk een kans voor mij om een beetje bij te benen. In de Pantanal zouden alle beestjes leven, die ook in de Amazone voorkomen. Maar omdat de jungle hier minder dicht begroeid is, zou het makkelijker moeten zijn ze in het wild te kunnen aanschouwen. Ik heb ondertussen al zo'n grote achterstand opgelopen op de rest in onze wedstrijd dieren spotten dat ik al een behoorlijk zeldzaam exemplaar zal moeten opmerken, wil ik ooit nog een kans maken dit te winnen. De concurrentie is dan ook zwaar. Christophe merkt zowat alles op wat beweegt en Jerie weet zelfs vogels aan te wijzen die onze gids niet eens had zien vliegen.

De Pantanal is de laatste jaren onder grote druk komen te staan. Het welzijn van het grootste moeras ter wereld wordt niet alleen bedreigd door de uitlaatgassen geproduceerd door de miljoenen koeien die gehouden worden op de talrijke Fazenda´s, maar wederom door het toerisme. Onze tour doorheen dit gebied is alles behalve ecologisch verantwoord te noemen. Het is onze gidsen vooral om ´the green´ te doen. De tour is nogal basic zodat er zeker zoveel mogelijk van de centjes die we betaald hebben, overblijven voor hen. Investeren in zaken die beter zijn voor het milieu zit er niet in bij dit soort (hadden we eigenlijk wel kunnen weten toen we de tour boekten bij een louch kantoortje achterin het busstation). Het is erg jammer te moeten toegeven, maar omdat we reizen op budget kunnen we er niet te lang bij blijven stilstaan dat hun bootje olie lekt in de rivier. Ze hebben hier op ´eco´ zo'n belachelijk hoog prijskaartje geplakt dit onze enige optie is deze regio te bezoeken.

Ecologisch verantwoord of niet, de tour is leuk.

Tropical Rio

In de lobby van het hotel op Copacabana worden we maar scheef bekeken door de security. Nog nooit backpackers in levende lijve gezien zeker. Na meer dan 2 uur te zitten scheelogen en ons te verstoppen achter een krant zijn we het wachten beu en besluiten we om morgen gewoon terug te komen. Ik sta nog net buiten een sigaret te roken wanneer ze uiteindelijk toch aankomen. De verrassing is een beetje verpest maar we zijn blij dat ze er geraakt zijn. Hetis welwat raar om na al die maanden terug bij familie te zijn. Maar als we even later bij een drankje verhalen zitten uit te wisselen is het ijs gebroken en besef je dat je ze toch nog meer gemist hebt dan gedacht. We maken het niet te laat zodat ze kunnen gaan genieten van een welverdiende rust na de lange reis.

De volgende dag laten we hen eerst en vooral kennismaken met het openbaar vervoer in Rio. Hier is een ritje met de bus een avontuur op zich en kan je het best vergelijken met de achtbaan in een pretpark. Maat dat hoort er nu eenmaal bij en het is trouwens de goedkoopste manier om de stad te verkennen. We stappen af in Ipanema en wandelen langs het strand naar een restaurant dat bekend staat voor zijn heerlijke caipirinhas.

Jerie en Rutger zijn er niet bij. Er is vandaag namelijk een belangrijke voetbalwedstrijd tussen 2 rivaliserende ploegen uit Rio (Vasco en Botafogo) en dat is voor hen een ideale gelegenheid om de Zuid-Amerikaanse voetbalgekte eens te ervaren. Voetbal is hier niet zomaar een sport; het is een manier van leven (en in sommige gevallen van sterven). Het lijkt me geweldig moesten we het WK 2014 hier kunnen bijwonen. Als onze Rode Duivels terug met hun voeten op de grond komen en eindelijk eens als een team gaan spelen natuurlijk. We hebben nog steeds een appeltje te schillen met Brazilie (denk maar aan het WK 2002 in Japan en Zuid-Korea) en hetzou fantastisch zijn als we hen voor eigen publiek zouden kunnen vernederen. Maar zover zijn we bijlange nogniet.

Na de late lunch nemen we hen mee naar onze wijk, langs de trappen van Selaron en zo via een steile helling naar onze hostel waar we onze dorst lessen en later een hapje gaan eten in de buurt. Tenslotte met de bus terugnaar Copacabana en het einde van een al bij al geslaagd debuut als tourgidsen denk ik.

De volgende morgen bij het openen van de slaapkamerdeur merken we dat het aan het stortregenen is en zien onze planning voor vandaag letterlijk in het water vallen. We kunnen niet veel meer doen dan in de bar van het hotel zitten. We proberen nog een bus naar het koopcentrum te nemen maar de regen is zo hardnekkig dat we al na 10 minuten terug op onze vaste stek in de bar hangen. De dag erna vergaat het ons exact hetzelfde. We beginnen ons toch een beetje schuldig te voelen dat ze zover zijn gekomenom ons te bezoeken om dan hetzelfde hondenweer als in Belgie te krijgen. De weersvoorspellingen zijn al helemaal om gefrustreerd te raken. Blijkbaar valt er over heel Brazilie geen regendruppel te bespeuren, enkel Rio krijgt een ware zondvloed te verwerken.

S'middags krijgen we gelukkig de eerste stukjes blauwe lucht in dagen te zien en kunnen we eindelijk de botanische tuin gaan bezichtigen. Na veel te lang op een bus te moeten wachten die volgens mij zelfs niet bestaat, nemen we uit frustratie nog een verkeerde bus ook. Na veel vieren en vijven komen we toch nog in de tuinen terecht. Onze tickets zijn nog maar net betaald of de regen is alweer spelbreker. Tussen 2 buien door ploeteren we vlug eens door het park langs de met water oververzadigde wandelpaadjes om daarna zo snel mogelijk envoor de zoveelste keer met natte klerenin de bar te belanden. Een mens zou voor minder aan de drank geraken!

Die avond hebben Yirka en ik afgesproken met Rafael, een Braziliaan die in Rio woont en die we in Chili hebben leren kennen. Hij is nog steeds verantwoordelijk voor de beste BBQ die we tot nog toe hebben gehad en stiekem hopen we dat hij wat vlees in huis heeft gehaald om het nog eens over te doen. Helaas gaan vleesgeur wanneer we zijn appartement binnenwandelen. Hij en zijn vriendin nemen ons mee naar een boteca (lokale eetbar) in de buurt die al 3 jaar op rij de wedstrijd van beste barfood inRio heeft gewonnen. Het is een plek waar je nooit zelf zou gaan eten, maar de 'pataniscas' zijn zo lekker dat je er bijna een moordvoor zou begaan! Het ziet eruit als een bitterbal maar is gevuld met kabeljauw en uitjes en wordt gegeten met olijfolie en een pikant sausje. Heerlijk! Rafael blijft me overtuigen om meer teeten, maar dan kent hij mij toch nog niet goed. Nadat we afscheid hebben genomen van elkaar, lappen Yirka en ik de gouden raad van de Lonely Planet om s' avonds nooit een bus te nemen weeral netjes aan onze laars. Blijkbaar gebeuren er dan veel gewapende overvallen maar daar hebben we gelukkig niets van gemerkt.

Onze laatste dag in de 'cidade de Deus' (stad van God) zijn de weergoden ons terug gunstig gezind en schijnt het zonnetje volop. We glippen het hotel van mijn ma binnen zodat we ook kunnen meegenieten van het gratis en enorm uitgebreide ontbijtbuffet. Ze hebben onshier de voorbije dagen al zo vaak gezien dat zedenken dat we gasten zijn. Soms is het echt zo eenvoudig! Met een rijkelijk gevulde maag vertrekken we daarna onmiddellijk naar het Jezusbeeld. Dit keer geen onverwachte weersveranderingen boven, enkel de gebruikelijke touristenmassa met dezelfde idiote fotoposes.

Eerlijk gezegd is het Christusbeeld niet eens zo spectaculair om het een wereldwonder te noemen. Er zijn zeker andere bouwwerken die de titel meer verdienen; zoals bijvoorbeeld Angkor Wat in Cambodja. Maar daar zal 'der Popie Jopie' ongetwijfeld anders over oordelen wanneer hij volgend jaar op bezoek komt. Het uitzicht vanop het platform is dan weer wel de moeite waard. Van daarboven ligt Rio echt aan je voeten. Je ziet het Maracaña (nog steeds een van de grootste voetbalstadia ter wereld), het makkelijk herkenbarePao de açucar (suikerbrood) met daarnaast de wereldberoemde stranden van Copacabana en Ipanema, en ook de favela's die als een kleurrijke lappendeken over de heuvels gespreid liggen (misschien weliets romantischer voorgesteld dan het in werkelijkheid is).

Daarna is er nog net genoeg tijd om nog even op hetstrand te zitten. Samen met Tom trotseer ik, dit keer weliswaar zonder surfboard, de golven. Het is wel leuk om je over te geven aan de enorme kracht van het schuimende zeewater. Voor onze laatste maaltijd samen gaan we naar een kilorestaurant waar je per gewicht betaald, gevolgddoor een paar afscheidsdrankjes.Van daaruit scheiden onze wegen weer. Ook al is het niet meer voor zolang, afscheid nemen is nooit plezant. We hopen enkel dat ze voor de rest van hun verblijf van de zon zullen kunnen genieten.

Na een veel te korte nachtrust vliegen we de volgende morgen over Rio en vraag ik me af hoelang het dezekeer zalduren voor we hier terug zullen komen. Want ondanks het slechte weer en het dure prijskaartje blijft Rio de Janeiro voor ons nog steeds de 'cidade maravilhoso'!

Do you believe in magic?

Op het eerste zicht lijkt onze vlucht uit Ilha Grande vanwege het slechte weer een succes te zijn. Wanneer we aankomen in het busstation van Rio de Janeiro kunnen we onder een vlekkeloos blauwe hemel op zoek gaan naar een taxi. De laatste jaren zijn de prijzen hier de hoogte in geschoten en dat ondervinden we al meteen bij het regelen van ons vervoer. Na een vergeefse poging om te onderhandelen met een taxichauffeur, besluiten we maar om braafjes in te stappen en zijn prijs te betalen.

Even later staan we onderaan onze hostel in Santa Teresa, wat zo'n beetje de artiestenbuurt van Rio is en vanop een heuvel uitkijkt over het centrum van de stad. De golvende kasseibanen en de verouderde, kleurrijke herenhuizen maken het een aangename buurt om te verblijven. De vele trappen en pittige hellingen moet je er wel bijnemen. Goed voor de conditie!

S'avonds zakken we af naar Lapa om het uitgaansleven een beetje te verkennen. We belanden in een gezellig restaurant waar het gonst van de drukte. Vanaf ons tafeltje kunnen we de straten zien waar talloze mensen, jong en oud, staan te drinken, lachen en dansen met elkaar op het ritme van de samba. De sfeer in Rio is magisch! Het voelt goed om na al die jaren terug in onze geliefkoosde stad te zijn.

De volgende dag beginnen we met onszelf een beetje meer vertrouwd te maken met onze 'eigen' omgeving. Een wandeling brengt ons bij de bekende brug in Lapa waar tot voor kort een boemeltreintje (de bondinho) over reed. Na een zwaar ongeluk met 7 dodelijke slachtoffers hebben ze beslist om het ding voorgoed aan de kant te zetten. Van hieruit lopen we verder naar de beroemdstetrap ter wereld,de Escadaria de Selaron. Een excentrieke Chileen houdt zich hier al 20 jaar bezig met het plaatsen van mozaiekjes op een 200-tal treden. Een project dat ik in Stekene of omstreken ook misschien eens moet uitproberen. Ik ben alleszins al aan het experimenteren om een geschikte kunstenaarsmoustache te vinden; zoals je wel al gezien hebt op de foto's. We zijn verbaasd om tussen de 2000 tegels een paar exemplaren uit Antwerpen en zelfs Beveren te ontdekken. Zo zie je maar weer hoeklein de wereld wel is!

Het is opvallend hoe veel veiliger Rio aanvoelt ten opzichte van 7 jaar geleden. Toen werd een uitstapje naar deze buurt nog ten strengste afgeraden; laat staan je geld en camera meenemen. Het is absurd hoeveel politiewagens je dag en nacht op straat ziet patrouilleren. Ze zijn duidelijk grote kuis aan het houden voor het WK voetbal en de Olympische Spelen. Nu kan je zelfs al sommige favela's, de armste en meest criminele wijken, zonder gids bezoeken; iets dat nog niet zo lang geleden gelijk stond met het tekenen van je doodsvonnis. Laat ons hopen dat het zo blijft.

Na de trappen is het weer tijd om wat voorbereidend werk teverrichten. Pff, langdurig reizen is toch zo'n zwaarleven. Omdat een busticket naar onze volgende bestemming bijna even duur is als een vliegticket kiezen we voor het laatste. Het enige probleem om deze goedkope vlucht te kunnen boeken is dat we een soort Braziliaans rijksregisternummer nodig hebben. Met een beetje geluk en wat gefoefel op het internet krijgen we er toch een te pakken en wanneer we op de luchthaven probleemloos onze tickets betalen is Rutger Wuyts officieel een inwoner van Sao Paulo, Brazilie.

Nu dat ook weer achter de rug is, wandelen we vanaf het vliegveld, langs de haven, voorbij het strand van Flamengo tot aan het strand van Botafogo. Een behoorlijk eind! Het weer is beter dan voorspelt, de meisjes drinken een kokosnoot en we kijken vanop het strand toe hoe de aankomende vliegtuigen bijna tegen de zijkant van de berg schuren om te kunnen landen. En dat allemaal onder het goedkeurende oog van het Christusbeeld op Corcovado, 700 meter boven ons. Het leven is goed!

Maar al snel komen er donderwolken onze richting uit. Dedag die we uitgekozen hadden om het Jezusbeeld te bezoeken begint zonnig, dus na het ontbijt haasten we ons met de bus naar Cosme Velho van waaruit je een treintje naar boven kunt nemen. Wanneer we aankomen in het station staat er al een massa volk te wachten op zijn ontmoeting met de Verlosser. Nadat we, tegen onze zin, 25 Euro per persoon neertellen voor een stom treinritje, zit er niets anders op dan een uur aan te schuiven voor de volgende lift omhoog. Ondertussen wordt de lucht steeds grijzer en grijzer en beginnen we stilaan het ergste te vrezen. Maar ja, betaald is betaald natuurlijk.

Halverwege de berg schuiven we in een wolk en begint het zachtjes te regenen. In ons achterhoofd bedenken we dat het weer in Rio bekend staat voor zijn wispelturigheid en dat het dus waarschijnlijk maar een buitje is. Boven gaat het echter van kwaad naar erger. De wind is toegenomen en de regen valt met bakken uit de hemel. De enigen die ermee kunnen lachen zijn de verkopers van regenponcho's die gouden zaakjes doen. Wanneer we de trappen naar het standbeeld omhoogklauteren kunnen we onze ogen nauwelijks geloven. Het enige dat we te zien krijgen van het 30 meter hoge wereldwonder is de sokkel! De rest zullen we er dan maar zelf bijverzinnen zeker. Soms is de wind zo sterk dat je bijna van het platform geblazen wordt en de glibberige tegels maken het er niet makkelijker op. Om de kou te verdrijven gaan we een koffie drinken die toch bijna zo groot is als een vingerhoed. Dat helpt een pak! Daarna druipen we samen met de andere uitgeregende touristen teleurgesteld af. Op het treintje terug probeert een sambabandje de gedachte dat we zoveel geld voor niets hebben uitgegeven wat te verzachten.Hoewel ik denkdat ze nu niet veel geld bijeen zullen rapen.

Beneden zien we een forse Braziliaanse vrouw een verdienstelijke poging doen om haar geld terug te krijgen. Op het loket staat in grote letters dat een plotse weersverandering boven niet vergoed wordt, maar ze houdt niet af. We besluiten om het tafereel nog even vanop een afstand verder te bekijken.Wanneer ze haar verzoeken om naar de achterkant van het gebouwtje te gaan, verhuizen we mee. Daar zien we dat ze 4 nieuwe ticketjes krijgt toegestopt. Omdat ze beseffen dat wij de enige getuigen waren en er 100 meter verder 2 treinstellen kwade en nietsvermoedende bezoekers staan, vallen we ook in de prijzen op voorwaarde dat we onze mond houden natuurlijk. We voelen ons onmiddellijk al een stuk beter.

S' avonds slaan we ons in de drank omdat ons geloof vandaag toch een flinke deuk heeft gekregen. We zijn in het gezelschap van een Nieuw-Zeelands koppel, Gemma en Tim, en een Duitser die we op Ilha Grande hebben leren kennen. Samen belanden we in een lokale sambaclub. Boeiend om de cariocas (inwoners van Rio) eens aan het werk te zien op de dansvloer. De razendsnelle danspassen en heupbewegingen lijken voor hen wel vanzelf te komen. Wanneer iedereen even later naar een andere club wil verhuizen hou ik het voor bekeken. Het heeft niets met de leeftijd te maken. Ik word gewoon niet graag door een buitenwipper met een dikkenek afgeblaft vooraleer je dan in die club geld gaat spenderen. Dan gooi ik het nog liever op straat. Trouwens ik wil morgen niet met eenkater rondlopen wanneer mijn ma,Willy, Yannick en Tom op bezoek komen. Daar kijkik nu toch al een tijdje naar uit.

De volgende dag gaan Jerie en Yirka shoppen terwijl Rutger en ik onsverstoppen op het strand van Ipanema. Gewoon met een biertje van al dat sportief geweldzitten genieten. Vooral het voetvolley blijft me verbazen. Bijna de helft van het kilometerslange strand is gereserveerd voor mannen en vrouwen, jong en oud,die met alles behalve de handen de bal in de lucht proberen tehouden. Verder zou ik hier heel graag surfen maar tussen al die ervaren surfers en de sterke onderstroming zou ik er toch waarschijnlijk maar belachelijk uitzien.

Dus blijft het bij kijken. Tegen dat de shopaholics ons terugvinden wordt het voor Yirka enmij stilaan tijd om, een beetje zenuwachtig, af te zakken naar het hotel waar we de Belgische delegatie zullen verwelkomen...

A paraty´s tale

Onze eerste Braziliaanse tourbus maakt duidelijk dat deze niet kunnen tippen aan de Chileense, Argentijnse of Uruguayaanse, maar brengt ons wel veilig tot in de miljoenenstad Sao Paulo, vanwaar we direct een bus richting Paraty nemen. Bij aankomst volgen we na enkele pogingen blindelings de aanwijzingen naar de hostel en besluiten direct het comfort van ons bed te ontdekken, na de korte nachtrust op de bus vorige nacht.

's Morgens vinden we een overheerlijk ontbijt en zien we pas echt hoe relax en gezellig deze overnachtplaats is. Jerie, de kleine, kan er maar niet genoeg van krijgen en besluit nog wat bij te slapen (voor zij die het vergeten waren: een uitgeslapen Jerie is een goed gezinde Jerie) terwijl Christophe, de oude, Yirka, de super-ongelooflijk fantastisch geweldige en mezelf, de ongehoorde, verkiezen het dorpje wat verder te gaan verkennen. Al vlug bevinden we ons langs een kanaal, waar we genieten van de omgeving in het idyllische Paraty. We belanden zo aan het strand, waarbij wat we te zien krijgen een adembenemend voorbeeld van de Braziliaanse natuur is, met een baai vol tropische eilandjes. Ook al is het amper 11u nuttigen we aldaar onze eerste caipirinha's op het strand. Tsja, ze zeggen nu eenmaal: 'When in Brazil,...'

Via de oude stad, die een bezoek meer dan waard is, keren we terug naar de hostel waar een goed gezinde Jerie ons al aan het opwachten is. We genieten nog wat van onze nacho's met onheerlijke (wegens vreemd smakende advocado's) zelfgemaakte guacamole in de tuin van de hostel terwijl we omringd worden door rondfladderende kolibries.

Wegens de alombekende Van Poucke-nonchalance en resulterende kapotte slippers, gaan we (niet geheel zonder dwang) op jacht naar nieuwe, die blijkbaar de naam Havaianas moeten hebben. Na een uurtje zoeken zijn de vrouwen gesteld en voel ik me al gauw in het nauw gedreven als enige niet-havaiana-slipper-dragende reiziger, maar ik weiger de kudde te volgen en zweer getrouwheid aan mijn O'Neills. Toch ben ik blij dat Jerie al slippers gevonden had alvorens we een grotere Havaiana's-winkel aantreffen, waar ze volgens eigen zeggen de 'slippers van haar dromen' ziet staan. Zelfs de 90 euro die ze kosten zouden voor haar nooit een bezwaar kunnen betekenen, maar vindt de rest van de groep er toch wat over voor een stuk plastieken schoeisel.

We verkennen de stad verder langsheen straten die geregeld onder water komen te staan en het typerende kerkje en de haven. Jerie maakt daarna kennis met een typisch Braziliaans drankje: agua de coco. Met deze opengekapte kokosnoot in de hand lopen we terug via het water naar de hostel. Zalig! De overheerlijke zelfgemaakte lasagne van de uitbaters en bijhorende caipirinha's maken het tot een zeer geslaagde avond, enkel de glimp van de sfeer ter plekke, die we de dag eerder hadden opgemerkt, ontbreekt vandaag en dus keren we vrij vlug terug naar onze bedjes.

De nabijgelegen watervallen en cachaça-distilleriën staan de volgende dag op het menu om verkend te worden en we kiezen ervoor dit met de fiets te ondernemen. De fietsen mogen we gaan ophalen bij een andere hostel wat verderop, maar bij aankomst op de plek zien we enkel een gesloten deur zonder hendel of bel. De zoektocht naar andere ingangen blijkt al snel vruchteloos, maar na een klein en grondiger onderzoek kunnen we het raadsel van de ontoegankelijke hostel oplossen. We moeten blijkbaar Indiana Jones-gewijs aan een mini-koordje in het midden van de deur trekken, alvorens toegang verleend te krijgen. De 'verhuurder' die we daar aantreffen stelt enkele gedateerde city- en mountainbikes ter beschikking en geeft wat uitleg over waarheen we kunnen gaan. Wanneer hij zegt dat een bepaald stuk zeer moeilijk is en mogelijks te voet zal moeten gedaan worden, worden wenkbrouwen even gefronsd en hadden we moeten weten dat het geen lachertje zou worden.

In het begin valt het nog mee, enkel het humeur van Jerie 'ik-haat-fietsen' Van Poucke is al tot een zekere diepte gedaald. Wanneer we dan echt de steile hellingen voorgeschoteld krijgen, neemt die frustratie al gauw ergere vormen aan. Na een nodige adem- en huilpauze en verdere inspectie van Jerie's fiets constateren we dat het lachertje voor haar erger blijkt dan gedacht. Ze is zonder twijfel met een fiets opgezadeld die dit traject onwaardig is. De beklimming is daarnaast ook nog zo zwaar dat de muur van Geraardsbergen jaloers zou worden. Ik probeer de city bike van Jerie dan maar zelf verder naar boven te loodsen en merk al snel dat je enkel met behulp van een stok de lage versnellingen kan bereiken. Het versnellingsapparaat twijfelt dan ook nog vaak even of hij wel van versnelling zou veranderen wanneer je hem dat opdraagt. Daarnaast blijken beide banden niet al te goed opgepompt te zijn en zowel voor- als achterwiel tegen de remmen aan te slepen.

Meer dan uitgeput bereiken we dan ook onze eerste, maar gelukkig ook hoogste stop nabij de watervallen van Penha. Deze 'waterval' bestaat eigenlijk uit een grote rots waar wat water overloopt zodat je er kan afglijden alsof het een echte glijbaan was. De locals geven dan weer een geheel nieuwe betekenis aan de term surfen, aangezien ze hieronder het rechtopstaand afglijden van de rots verstaan. Dit was natuurlijk behoorlijk spectaculair om zien, zeker wanneer ze er nog wat sprongen over obstakels tussensteken. Christophe en ik houden het wijselijk bij het traditioneel zittend glijden, want het risico op verwondingen zou anders veel te groot zijn. Dat mag mijn evenwichtsorgaan al vlug ondervinden, wanneer ik bij het oversteken van de rivier op een zeer gladde plek zonder echte intentie op mijn donder ga. Gelukkig kunnen we toch zonder erg verder genieten van glij- en zwempartijtjes achteraf in het koude rivierwater, terwijl de vrouwen de veilige oever verkiezen. (Hoor ik daar nu geen kip kakelen?)

Aan de andere kant van de straat bevindt zich zeer praktisch een cachaça-distillerie genaamd Engenho d´Ouro, waar we een kleine proefsessie ondernemen en ook een flesje artisanaal gemaakte cachaça op de kop tikken. De een al wat meer beschonken dan de ander dalen we volop remmend een deel terug bergafwaarts om via een iets minder steil wegje tot een volgende distillerie te geraken, die we deze keer wijselijk links laten liggen. Een kort woudwandelinkje later komen we aan bij de waterval met de naam Tarzan, waar je verrassend tarzansgewijs met een touw boven de rivier kunt schommelen alvorens er al vallend een frisse duik in te nemen. Christophe leeft zich helemaal uit met de bedoeling een ideale foto van zijn kunnen te verkrijgen, maar Yirka's fotograafkwaliteiten laten hem eerst wat in de steek. Ook ik en na wat overtuiging Jerie wagen een schommelpartijtje boven de rivier, enkel Yirka blijft het droge verkiezen. (Nu is die kip daar precies weer met haar gekakel?)

Een laatste fietsonderneming later komen we in 'licht' bezweette kledij terug aan in Paraty. Het avondeten nuttigen we weer in onze hostel, maar nog voor alles op is, valt de gezellige avond en de plannen voor een eventueel bezoek aan de plaatselijke beach party letterlijk in het water.

Het slechte weer houdt ook de volgende dag aan, dus grijpen we de langverwachte en nodige kans om verhalen voor de blog bij te werken en een verdere planning uit te werken. 's Avonds klaart het een beetje op en gaan we nog uit eten bij de plaatselijke Turk, maar kruipen daarna bij gebrek aan beter alternatief maar terug in onze kamer. De vrouwen zitten er dan een beetje mee verveeld dat buiten mensen aan het socializen zijn met elkaar terwijl wij de vreemde onpopulaire eend in de bijt lijken op onze kamertjes. Het is niet leuk om zo een beetje de outcast te zijn, maar met sommige mensen klikt het gewoon niet al te goed en dan heb je echt geen zin om voor de zoveelste keer uit te leggen waar je vandaan komt en hoelang je reist en wat je al gezien hebt of nog plant te zien enz. Die vragen zijn op zich logisch en we stellen ze zelf ook, maar soms ben je zo blij dat je ze niet moet vragen en/of beantwoorden.

Die avond horen we dan ook een kerel opscheppen over zijn koordgeschommel boven de rivier wat hij als levensgevaarlijk doet uitschijnen omdat je echt bijna tegen rotsen wordt gekwakt en daarna zeker een val van 7 meter tot in het rivierwater moet ondergaan. Volgens ons bengel je echter met de beste wil nog geen 2 meter boven het wateroppervlak en moet je hemel en aarde verzetten om met die koord de overkant van de rivier te bereiken. Zo'n mensen doen ons dan toch ook weer gelukkig voelen dat we daar niet buiten zaten om die onzin een hele avond te moeten aanhoren.

De weersvoorspelling voor de volgende dagen in het gebied geven ons ook niet al te mooie vooruitzichten, dus besluiten we de volgende dag door te reizen naar Ilha Grande in de hoop daar toch iets beter weer aan te treffen.

Stuck in the middle

Vanuit BA keuze te over om verder te reizen. De bussen rijden van hieruit verder naar elke uithoek in Zuid-Amerika. Je kan zelfs een bus nemen tot in Caracas, Venezuela. Ook al zijn de bussen hier super-comfi (met zetels die volledig plat gaan, kussentjes en dekens, TV's die de laatste nieuwe films spelen en keuze uit verschillende 3-gangen maaltijden die geserveerd worden met aangepaste wijn), 80 uur op de bus zitten, gaat zelfs voor ons te ver (anders krijgt Rutger weer flebitis).

Omdat we eind april in Rio moeten zijn, kiezen we om via Uruguay naar Brazilie te reizen. De boot op en de 'Rio da Prata' over naar Colonia Del Sacramento, een klein havenstadje dat ooit door de Portugezen werd gebruikt om goederen belastingvrij Argentinie binnen te smokkelen. Niemand onder jullie heeft vast al van het gehucht gehoord, maar onder de backpackers in Zuid-Amerika is Colonia een echte hit. Wij begrijpen de hype niet goed. Het lijkt een toevluchtsoord te zijn voor rijke oude mensen die hun dagen vullen met het rondracen in golfkarretjes. Een paar terrasjes, wat gewandeld door de oude stad en een dagje strand; meer hebben we er niet gedaan. Hoewel het heerlijk was om na een maand steden en bergen, nog eens aan het strand te liggen, toch houden we het er na 2 dagen al voor bekeken.

Bij aankomst in de hoofdstad van Uruguay, Montevideo, valt het ons meteen op dat de mensen hier afstandelijker zijn dan die in Argentinie en Chili. Wanneer we inchecken in onze hostel vertelt de eigenaar ons de we de eerste Belgen ooit zijn die er logeren en doet hij een hele uiteenzetting over waarom hij vindt dat Belgie en Uruguay op elkaar lijken. Ook al is het vooral uit beleefdheid dat we blijven staan luisteren, aan het einde van zijn uitleg moeten we toch toegeven dat hij een punt heeft. Zowel Belgie als Uruguay, gesandwiched tussen enkele exotischer klinkende namen, worden door de gemiddelde toerist vaak over het hoofd gezien. Geef toe, Uruguay is niet meteen het eerste land waar je aan denkt bij een reis door Zuid-Amerika, vooral niet als je keuze hebt uit landen als Brazilie en Argentinie. Belgie staat ook niet meteen hoog op het lijstje van reizigers door Europa (hebben we een beetje tot onze spijt moeten ontdekken). Als ze ons dan al met een bezoekje willen vereren, gaat het vaak om niet meer dan een dagje Brugge, en dan alleen maar omwille van de film 'In Bruges' en de handige ligging tussen Amsterdam en Parijs in. In het begin van onze reis vond ik het jammer te moeten horen van andere reizigers dat ze absoluut geen enkele interesse hadden in ons landje, en had ik mezelf daarom de taak van ambassadrice opgelegd. Na een tijdje heb ik dan maar weer ontslag genomen omdat ik niet alleen mijn gesprekspartner ging vervelen, maar vooral ook mezelf (als ik nog 1 keer moet uitleggen dat we in Vlaanderen geen Duits spreken...). It´s their loss.

In Montevideo is toevallig net een Gaucho festival aan de gang. De Gaucho´s zijn de Zuid-Amerikaanse versie van de cowboys, die vooral in Uruguay nog alom tegenwoordig zijn. In Chili en Argentinie hebben we wel enkele Mate-slurpende kerels gezien met een platte strooien hoed en met hun broek in de enkellaarsjes gestopt, maar deze zagen er eerder komisch uit dan stoer. In Uruguay krijgen we nog ´the real deal´ te zien. Het festival, met z´n kraampjes vol prullen, traditionele BBQ, ouderwetse kermisattracties en natuurlijk rodeo, is dan ook geweldig. Simpel en gezellig samen genieten van lekker eten en drinken.

Omdat we in Colonia zo hebben genoten van het strand (en omdat er gewoon niet veel anders te beleven valt), kiezen we er voor nog een andere strandbestemming in Uruguay aan te doen. We laten Punta Del Este, populair geworden omdat de kinderen van 1 van de prinsessen van Monaco hier enkele jaren geleden zijn komen overwinteren, links liggen en trekken meteen door naar het kleinschaligere La Paloma. Ondertussen is ook de gevreesde ´Semana Santa´aangebroken. Er is ons verteld dat je reizen tijdens de Zuid-Amerikaanse paasvakantie maar beter kan vermijden: overvolle bussen, hostels die hun prijzen meer dan verdubbelen, weinig kans op een degelijk bed en een onaangename drukte van jewelste. In La Paloma vinden we niks van dit alles; een betere plek om deze week te spenderen hadden we ons dus niet kunnen wensen.

Onze hostel ligt in de duinen, waarachter zich langgerekte witte surfstranden bevinden. Jerie en ik hebben het surfen ondertussen al opgegeven (het is echt saai om met tientallen andere beginners op die paar degelijke golven te moeten liggen wachten), maar Christophe en Rutger zijn nog steeds gemotiveerd . Wanneer ze na de eerste dag overenthousiast terug komen, overhalen ze mij en Jerie het surfen de volgende dag toch nog een kans te geven. Het verstand van onze ´surf guide´is vast al een beetje aangetast door de liters Mate die hij dagelijks naar binnen werkt, want hij dropt ons bij een strand waar enkel pro´s bezig zijn, om dan te verdwijnen en niet meer terug te komen.

Jerie, Rutger en Christophe zijn moedig en proberen toch nog voorbij de branding te geraken, maar ik hou het op een dagje zonnen en lezen. Omdat Jerie constant haar bikini broek dreigt te verliezen, wandelen zij en Rutger terug naar onze hostel om een short te gaan aandoen. Wanneer ze 2 uur later terug arriveren is de zon al aan het ondergaan. Wanneer de zon bijna volledig onder is, en we nog steeds niet opgepikt zijn, lopen Christophe en ik het volle uur tot aan onze hostel terug om te vragen waar de auto blijft. De hostel is volledig verlaten op de vader van onze gastheer na, die er maar niet in slaagt zijn zoon, Santi, te bereiken. Jerie en Rutger zitten ondertussen nog steeds in de duinen te wachten met de 4 surfplanken, dus ik besluit terug te wandelen en Christophe wacht in de hostel voor het geval er Santi zou terugkeren. Terug op het strand zie ik nog net de maan opkomen boven de horizon (zoals de zon), een moment waar ik maar even van kan genieten omdat enkele minuten later de domheid van mijn actie me overvalt. Het is pikkedonker en het strand akelig verlaten. Ik slaag er maar niet in de duinen terug te vinden waar Jerie en Rutger zitten en loop volledig verloren.

Santi had die middag Jerie en Rutger in de hostel zien lopen en was er van uitgegaan dat we op eigen houtje waren terug gekomen. Niet dus. Wanneer hij terug in de hostel arriveert en Christophe hem vertelt dat Jerie en Rutger in de duinen zitten te wachten met onze planken en dat ik via het strand ben teruggewandeld, springt hij meteen in zijn auto om ons te gaan zoeken. Helaas valt zijn auto na 1 straat al zonder bezine. Dan maar proberen met zijn scooter. Hoe hij gedacht had die vier planken en ons drieen daar op te passen is me nog steeds niet duidelijk, en we zullen het ook nooit te weten komen: het ding houdt het na enkele straten ook voor bekeken. Terwijl Santi bij een vriend vervoer gaat regelen, worden Jerie en Rutger afgezet aan de hostel. Iemand had de stickers op de huurplanken herkend en had hen een lift gegeven.

De volgende dagen proberen we een manier te vinden om vanuit La Paloma naar Brazilië over te steken. Aangezien iedereen ons afraadt zelf de grensovergang in Chuy te proberen zoeken we dus een lijnbus rechtstreeks naar Porto Alegre om van daaruit naar Foz do Iguaçu te kunnen doorreizen. Het kleine busstation in La Paloma biedt echter geen tickets aan en we vragen Santi om hulp. Hij voelt zich nog schuldig over het misverstand van de dag ervoor en probeert zijn uiterste best om tickets te regelen. Vanuit het nabijgelegen Rocha zou het mogelijk moeten zijn om te vertrekken en in La Paloma zijn een aantal 'kantoren' waar je via via wel tickets kan bestellen voor een dag later, enkel zijn deze gesloten in dit paasweekend. Santi regelt het voor ons via telefoon en geeft onze gegevens door, maar later krijgen we te horen dat de boeking toch niet gelukt is. Santi heeft wel nog een kennis in Montevideo die tickets zou kunnen boeken, maar dan moesten we geld overschrijven naar deze onbekende om vervolgens in Rocha te gaan wachten langs de weg op een bus waar we waarschijnlijk wel op zouden mogen en dat zien we niet echt zitten. Een laatste poging ondernemen we op dinsdag in het kantoor, waar we alweer al onze gegevens doorgeven, maar 's avonds krijgt Santi dan bericht dat het internet systeem voor de boekingen heel de dag plat heeft gelegen, waardoor er geen tickets besteld konden worden. Dit is blijkbaar de gang van zaken in Uruguay volgens Santi, waar mensen liever niet werken en waar men zeker qua toerisme niet echt voorbereid is op behulpzaamheid.

Na 3 dagen maar wat doelloos te verblijven in La Paloma (er zijn natuurlijk ergere plekken om gestrand te zitten) besluiten we dan toch maar via een serieuze omweg naar Foz do Iguaçu te reizen, waarbij we terug keren naar Montevideo om van daaruit via Argentinië op onze gewenste bestemming trachten te geraken.